beleucht. 1896, pg. 500) het verloop vervolgen door de massa met HCI te behandelen en het ontwikkelde H2S gasvolumetrisch te meten. Deze bepaling zou niet alleen slechts op het eerste gedeelte van de regeneratie betrekking hebben, maar is bovendien zelfs qualitatief onbruikbaar. Een massa, die nog wat sulfide bevat, geeft met zoutzuur de volgende reacties: FeS -f 2 HCI = H2S + FeCh (3) Fe(OH)3 + 3 HCI = FeClg + 3 H 20.. (4)

De zwavelwaterstof ontstaat dus in een oplossing van ferrichloride en het is een ieder bekend, dat ze dan, onder omstandigheden zelfs quantitatief, geoxydeerd wordt volgens de vergelijking: 2 FeClg + H2S = 2 FeCh -f S + 2 HCI. (5)

Een veel beter voorstel om het eindpunt van de regeneratie na te gaan geeft ir. Kutten in Het Gas 1905, pg. 203. Ik heb zijn toestel in een eenigszins gewijzigde vorm gebruikt, waardoor de invloed van temperatuursschommelingen met meer zekerheid wordt uitgeschakeld.

Twee droogtorens A en B zijn door een watermanometertje verbonden. A wordt gevuld met de te onderzoeken ijzeraarde. Zuurstof wordt bij a ingeleid, daarna de klemkranen respectievelijk bij a en b gesloten. Een drukverschil in het manometertje wijst op zuurstofopname.

Mij werd nu de vraag voorgelegd te onderzoeken, óf en zoo ja hoe vaak het noodig was een massa ter betere regeneratie te keeren. Hierbij moet scherp onderscheid gemaakt worden tusschen de twee verschillende periodes, reactie (1) en reactie (2).

Voor het aantoonen van sulfide, dus voor reactie (1), werd gebruik gemaakt van de vorming van methyleenblauw uit dimethylparaphenyleendiamin met HaS in ferrichloride-oplossing. Hiervoor werd een cyaanvrije zuivermassa met een zoutzure oplossing van wat FeClg en het phenyleendiamin verwarmd en de kleur vergeleken met een tweede

proef, waarbij het phenyleendiamin werd weggelaten. Een groenachtige verkleuring wijst op de aanwezigheid van sulfide. Bij koolgasmassa's is deze kleurreactie natuurlijk niet toe te passen door de aanwezigheid van Berlijnsch blauw.

Het bleek nu, dat zoowel bij watergas- als bij de sulfiderijkere residugasmassa's de reactie (1) binnen enkele dagen afgeloopen was. Keeren is niet alleen overbodig, maar zelfs niet gewenscht, daar hierdoor een temperatuursverhooging kan optreden, die tot sulfaat- en rhodaanvorming, eventueel tot brand kan leiden.

Fig. 1.

De vraag bleef nu over, hoe lang de massa voor de reactie (2), dus voor de oxydatie van ferrohydroxyde, uitgespreid moet liggen en of het nog loont het verloop door mechanische bewerking te versnellen. Zooals boven reeds werd vermeld, is het niet mogelijk al het ferrohydroxyde te oxydeeren.

Daar het eindpunt, gevonden met het toestel van Kutten vrijwel samenviel met het uitblijven van de sulfide-reactie, moest met de mogelijkheid rekening gehouden worden, dat volgens Kutten slechts het einde van reactie (1) en niet het practische eindpunt van de ferrohydroxyde-oxydatie gekregen werd. Daarom werd gezocht naar een methode om het percentage ongeregenereerde zuivermassa te bepalen. Hiervoor is het niet noodig het % FeS en het % Fe(OH)2 afzonderlijk te bepalen, daar voor de oxydatie van 1 FeS evenveel zuurstof noodig is als voor die van 3 Fe(OH)2. Het is dan ook voor de mate van regeneratie onverschillig, of al de ijzeraarde als Fe(OH)2 aanwezig is, dan wel of het bestaat uit 1 FeS en 2 Fe(OH)a. Wanneer we 1 FeS oplossen in zoutzure FeClg-oplossing, zoodat al het H,S geoxydeerd wordt, zal er dan ook evenveel ferrochloride ontstaan als uit 3 Fe(OH)2: FeS -f2 FeClg – 3 FeCh + S (6)

De bepaling van het percentage ongeregenereerde zuivermassa is hiermee teruggebracht tot een ferro-bepaling, die met een oxydatiemethode verricht kan worden. Behalve ferrochloride bevat de vloeistof echter nog tal van andere min of meer oxydabele stoffen zooals bisulfide, rhodaan, cyaanverbindingen, teer, ammoniak en plantendeelen. Permanganaat en jodium zijn dan ook onbruikbaar. De indirecte weg door met SnCU het ferrigehalte en na oxydatie het totaal ijzergehalte te bepalen, is een methode, die door de donkere kleur van de oplossing onmogelijk gemaakt wordt. Ferricyaankalium bleek het eenige bruikbare oxydatiemiddel te zijn. Het oxydeert in alkalisch milieu alleen ferrover-