en ander is mogelijk wel te wijten aan den eenigszins te academischen vorm waarin de bedrijfsvraagstukken benaderd worden. Daar de bedrijfsleider van niet te groote bedrijven geneigd is meer waarde te hechten aan de practijk, zal hij trachten zelf in zijn bedrijf die functie uit te oefenen; waar niets op tegen kan zijn, als hij ieder onderdeel maar de noodige aandacht waardig keurt.

Inzake prestatiecontrole zal hij dienen te beginnen met het begin: Controle op het komen en gaan der arbeiders. Hierbij moet hij zich weten te hoeden voor de veel voorkomende misvatting alsof het voldoende zou zijn te controleeren of de arbeiders op tijd komen en gaan. Zijn de arbeiders om 6 uur of 7 uur als het aanvangsignaal gegeven is, op tijd begonnen, dan begint natuurlijk de prestatiecontrole eerst pas, maar in ieder geval moet het begin goed zijn.

Kan de patroon van een middenstandsbedrijf nog volstaan met steeds zelf present te zijn als het werk gaat beginnen, bij het uitgebréider worden van het personeel, is het noodig om een automatische controle in te voeren.

De meest primitieve en ook meest voorkomende manier is die met loodjes. De van haakjes voorziene borden, die men bij den ingang van vele fabrieken aantreft en waarbij ieder haakje een nummer heeft, dienen om er de loodjes aan te hangen, welke met een correspondeerend nummer voorzien zijn en waarvan ieder arbeider er een in zijn bezit heeft, dat hij aan den haak hangt, als hij de fabriek binnen komt, en er weer afneemt als hij het werk verlaat.

Een controle, die op hetzelfde neerkomt, is om de arbeiders op lijsten te laten teekenen, waardoor men beoogt de fraude te voorkomen, dat een arbeider behalve zijn eigen loodje, ook dat van een in verzuim zijnden kameraad op het bord hangt.

Maar dit heeft weer het bezwaar van veel tijd te kosten en bovenal dat van niet-automatisch te werken; er is altijd iemand bij noodig om de lijsten te laten teekenen en bovendien ontstaat bij den portier die hiermede belast is, een opstopping van werklieden, die den werkelijken aanvangstijd belangrijk vertraagt.

Dit bezwaar wordt ondervangen door het gebruik van automatisch werkende controleapparaten; dit zijn wel min of meer dure toestellen, maar voor een tamelijk uitgebreide fabriek worden de kosten ervan spoedig door het gebruik terugverdiend. Als bij een fabriek van 100 man, dagelijks verloren gaan voor controle 5 minuten, dan is dit, het jaar op

310 werkdagen en het uurloon op 60 cent stellend, ruim ƒ 1500. per jaar. Het apparaat betaalt dus zichzelf in eenige maanden vooral daar het preventief werkt, doordat de werklieden, wetend, dat van iedere minuut te laat komen, rekenschap gevorderd wordt, vanzelf stipter worden in hun komen en gaan.

Is aldus de eerste stap gezet op den weg naar prestatie-controle, door het komen en gaan der arbeiders te controleeren, dan volgt de veel ingewikkelder vraag, hoe den tijd dien ze in fabriek of werkplaats doorbrengen, zoo productief mogelijk te maken.

Tijdloon of Stukloon.

Fabrieken die eenigszins scherp te concurreeren hebben, of die, ook zonder dat, verlangen den arbeidstijd zoo volledig mogelijk te benutten, worden vanzelf gedreven tot een stelsel, waarbij de arbeiders beloond worden, niet alleen naar werktijd, maar ook naar prestatie. „Ook” schreven we; uitsluitend naar prestatie de arbeiders betalen, mag menigeen rationeel lijken en in overeenstemming met de spreuk „loon naar werken,” maar practisch zijn er vele bezwaren tegen. Zuiver op stukloon werken komt hier te lande als regel wel niet voor. In de Vereenigde Staten wordt het – in ieder geval werd het -- nog al veel aangetroffen, maar de mentaliteit der Hollandsche arbeiders verzet er zich ten eenenmale tegen om zelf in zekeren zin ondernemersrisico te dragen.

Vele jaren werd hier en wordt nog gewerkt onder een stelsel van aangenomenwerk met gewaarborgd stukloon, waarbij de arbeiders zeker zijn van een minimumloon, gerekend naar een overeengekomen uurloon over den tijd dat ze gewerkt hebben ~ en een extra overgeld in den vorm van een percentage van het overeengekomen stukloon het tarief gerekend naar den tijd dien ze besparen op den geschatten arbeidstijd. Kortweg gezegd: een arbeider die 60 cent per uur verdient, neemt aan om een bepaalde taak voor ƒ 60. te verrichten, dus in 100 uur. Doet hij er 150 uur over, dan zou hij bij zuiver stukloon toch maar ƒ 60 mogen ontvangen. Daarvoor is géén arbeider te vinden; immers hij zou dan maar V 3 van zijn uurloon ontvangen. leder voorstel van die strekking wijst hij af met de opmerking: „Zaterdags moet ik mijn volle loon hebben; moeder de vrouw, de huisbaas, de bakker” (één van deze drie worden in den regel als argument gebruikt) „zouden er ook geen genoegen mee nemen als ik ze minder gaf.”

De werkman moet dus een gewaarborgd