gebruik wordt gemaakt van den afgewerkten stoom van de bedrijfsstoommachine. De Meterfabriek te Dordrecht leverde onder zijn adviseurschap vele ammoniaktoestellen af; zoowel van het kolom als van het ketelsysteem.

Verder heeft Adriaanse een Ned. Octrooi No. 157 klasse 24c, groep 8 in 1914 verkregen, betreffende een . generatorretortenoven met yulschacht, die tot doel heeft de brandstof in den generator constant op de noodige hoogte te onderhouden; ook staat sedert 1921 een Ned. Octrooi No. 6089, klasse 24c groep 8 op zijn naam. Dit octrooi betreft een kanalenstel, waardoor de verbranding van de uit de generator tredende C. 0., om de retorten plaats heeft in trappen, waardoor een betere verdeeling van de temperatuur in de retortenkluis verkregen wordt. In 1923 verkreeg hij Ned. Octrooi No. 10228 klasse 24c groep 8. Dit octrooi betreft een methode om in een generatoroven met horizontale retorten, een staande retort (of schacht) te plaatsen. Deze schacht die van onder in open gemeenschap staat met den generator, wordt door de heete

gassen omspoeld. Hierdoor komt die schacht op voldoend hooge temperatuur om daarin steenkolen te distilleeren, terwijl van de gevormde cokes watergas kan gemaakt worden. De overblijvende cokes komt in den generator terecht waar ze wordt omgezet in C. 0., waarmede'de retortenkluis verwarmd wordt.

In „Het Gas” heeft hij 2 artikelen geschreven n.l. in Het Gas van 1911 blz. 431: „Het Gaswerk te Velsen”; van 1922, bldz. i? 4: „De slechte weg.”

Door den sterken vooruitgang in gasverkoop werd de fabriek te Harderwijk te klein en heeft hij aldaar voor 2 jaar een aparte fabriek gebouwd voor gecarbureerd of ongecarbureerd watergas. Hiermede is het laatste belangrijke werk van Adriaanse gememoreerd.

Wij willen deze beschrijving sluiten met de hoop uit te spreken, dat het collega Adriaanse naar zijn wensch, gegeven moge zijn nog vele jaren de belangen van de aan zijn zorgen tbevertrouwde fabriek en die van zijn geliefde industrie te dienen.

D.

HET FINANCIEEL BEHEER DER GEMEENTELIJKE GASFABRIEKEN

door J. M E IJ E R Azn.,

DIRECTEUR VAN HET CENTRAAL-BUREAU VOOR VERIFICATIE EN FINANCIËELE ADVIEZEN

DER VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE GEMEENTEN

111.

11. De begrootings-enrekeningsvoorschriften.

a. Het begrip gemeentebedrijf.

Grondslag voor het administratief en geldelijk beheer der bedrijven zijn de begrootingsen rekeningsvoorschriften. Deze voorschriften zijn, zooals wij in ons vorig artikel reeds opmerkten, in 1923 bij Kon. Besluiten goedgekeurd en werden voor de eerste maal toegepast op den dienst 1924. De voorschriften zijn gesplitst in voorschriften voor de inrichting der begroeting en in voorschriften voor de inrichting der rekening van inkomsten en uitgaven van de gemeenten. In elk dezer verzamelingen is een afzonderlijke paragraaf gewijd aan de bedrijven (paragr. 2 der Begrootings- en paragr. 4 der Rekeningsvoorschriften).

In het eerste artikel van paragr. 2 der Begrootingsvoorschriften (art. 13) en van paragr. 4 der Rekeningsvoorschriften (art. 36) wordt bepaald, wat onder bedrijven moet worden

verstaan. Aanvankelijk luidde de bepaling als volgt:

Onder bedrijven worden verstaan:

le. „de ondernemingen van nijverheid, welke „de gemeente, al behooren zij niet nood„wendig tot haar taak als overheid, „exploiteert;

2e. „de overige takken van dienst, die krach„tens een verordening als bedoeld in art. „114 bis der gemeentewet als zelfstandige „inrichtingen worden beheerd.”

Al spoedig werd deze bepaling vervangen door een andere luidende:

„Onder bedrijven worden alleen ver„staan die bedrijven, welke krachtens een „verordening als bedoeld in artikel 114 bis „der gemeentewet, als zelfstandige in„richtingen worden beheerd.”

Uit voorgaande bepalingen blijkt wel duidelijk, dat het niet gelukt is een definitie te geven van het begrip „gemeentebedrijf.” Er is eenvoudig getracht een bepaling te geven door welke het mogelijk is de tot dusver gevolgde praktijk te sanctionneeren. De vraag dus of de een of andere tak van dienst, deel