is voor langdurige discussie. Ik zou er echter toch op willen wijzen, dat het niet van belang ontbloot is, dat men zoekt naar goede maatregelen, ten einde te voorkomen, dat wanneer men een gaskachel wil plaatsen in een gebouw, dat plan niet kan doorgaan, niet omdat men tegen het gas is, maar omdat de leiding daarvoor niet geschikt is en de bewoner opziet tegen de brekerij en den rompslomp, die er verbonden is om alsnog een geschikte leiding aan te brengen, zoodat hij niet overgaat tot het gebruik van gas voor verwarmingsdoeleinden. Daarom geloof ik, dat het van belang is dat bij het bouwen van een perceel de leiding onmiddellijk zoodanig wordt ingericht, dat zij voor dergelijke doeleinden kan gebruikt worden.

Ik geloof, dat eerst wanneer het gas inderdaad algemeene brandstof in de woningen is, de bouwers vanzelf daarmede rekening zullen houden, zoodat de woningen gemakkelijker kunnen verhuurd worden wanneer zij eenmaal voor gasgebruik zijn ingericht, dan wanneer dat niet het geval is. Zoo zal het vanzelf zijn weg vinden. Alleen kan het op de wijze als de heer van Rhyn heeft aangegeven bevorderd en verbeterd worden.

Ik dank den heer Rutten zeer voor zijne belangrijke inleiding.

Vraagpunt 6. Welke maatregelen moeten worden genomen tegen het euvel, dat vele gasverbruikers hun gasaansluiting slechts in noodgevallen (b.v. tijdelijk gebrek aan petroleum) gebruiken, waardoor de gasfabriek een aantal verbruikers telt, die slechts verlies opleveren ?

De heer O. S. Knottnerus {Rotterdam). (Inleider).

M.d.V. Het is een euvel, hetwelk zich hier en daar voordoet, dat er gasgebruikers zijn, die alleen in noodgevallen gas willen gebruiken, die hun meters laten staan en tenslotte een nadeel voor de gasfabriek zijn. In één enkel opzicht is het geen nadeel, want men krijgt meterhuur, maar deze moet dan ook zoodanig gesteld worden, dat het onderhoud der meters in de huur begrepen is.

Er zijn een aantal menschen, die zich gaan behelpen met electrisch licht maar den gasmeter laten staan om in geval van nood, wanneer het electrisch licht hen in den steek mocht laten, nog gaslicht ter beschikking te hebben. Ik heb het altijd gedaan voor mij zelf, maar eigenlijk levert het geen resultaat op. Wanneer iemand zijn gaslicht in geen jaren heeft gebruikt en hij wil het op een gegeven

oogenblik gaan gebruiken, dan zijn de branders absoluut niet onderhouden en dan bestaat het groote gevaar, dat hij in het geheel geen licht krijgt. Hij zal ook geen nieuwe kousjes opzetten. Dan zal zoo iemand allicht zeggen: ik heb daaraan ook al niets; en misschien zal hij daardoor er vanzelf toe komen om den gasmeter te laten wegnemen. Maar dat is ook geen voordeel voor de gasfabriek!

Wij hebben in Indië eenvoudig de bepaling gemaakt, dat iemand, die zijn gasverlichting aanhoudt als noodverlichting, een minimumgasverbruik per maand moet garandeeren. Dan wordt zooveel mogelijk genomen, dat het zal zijn het gebruik van één avond gasverlichting. Voor de kleine gebruikers is dit niet gemakkelijk te doen en dan moeten zij dat beschouwen als een verhooging van de meterhuur; maar wat betreft groote gebruikers als hotels en fabrieken hebben wij het met succes gedaan. Wij hebben dezen in overweging gegeven om ten minste éénmaal per maand de gasverlichting te gebruiken en hebben daarbij gezegd: geeft gij een vasten dag aan en wij zullen zorgen dat overdag uwe verlichting wordt nagezien en wat vernieuwd wordt, betaalt gij en anders niet. Dan is de gasverlichting in orde. Dat heeft goede resultaten opgeleverd.

Dikwijls komt het dan voor dat de menschen aan het vergelijken gaan en tot de slotsom komen dat zij veel beter uit zijn met gasverlichting dan wanneer zij zich behelpen met andere verlichting.

Ik wil de vraag stellen, of in oiis land niet voorgeschreven is dat, wanneer de gasmeter blijft staan, men verplicht is om een minimum gasgebruik per maand te garandeeren.

De Voorzitter.

In Nederland wordt aan deze moeilijkheid tegemoetgekomen in die plaatsen, waar men minimum tarieven heeft.

Te Utrecht betreft het vooral fabrieken, die electromotoren gebruiken voor beweegkracht en daarnaast een gasmotor hebben staan als reserve, welke alleen draait als de electriciteit in gebreke blijft. Daar is dus noodig een vrij groote meterinstallatie met aansluiting, zonder dat er noemenswaardig verbruik is. Dergelijke inrichtingen verplichten wij tot een zeker minimum maandverbruik, dat in verhouding staat tot de grootte van den meter, en wanneer men daaronder blijft dan moet dat minimum verbruik in elk geval betaald worden.

Wellicht zijn er meer plaatsen in ons land, waar een dergelijke maatregel getroffen is.