VERSLAG VAN DE AFDEELINGSVERGADERINGEN GEHOUDEN

IN SEPTEMBER 1925.

De vergaderingen werden gehouden: Zuid-West: 22 September te Dordrecht. Noord-West: 24 September te Amsterdam. Noord-Oost: 25 September te Kampen (Urk) Zuid-Oost: 29 September te Apeldoorn (Hoog-Soeren).

MARKT-OVERZICHT.

1. Kolen.

A. Engelsche kolen.

De prijzen van Engelsche kolen hebben zich sedert het marktbericht, opgenomen in het nummer van 1 Juli j.l. van Het Gas bijna onafgebroken in dalende lijn bewogen. Terwijl in April voor eerste- en tweede soort Durham gaskolen nog prijzen van ca. 20/- en 17/- resp. golden, zijn deze geleidelijk gedaald tot resp. 17/- en 14/6 per ton fob Tyne medio Juni j.l. Omstreeks dat tijdstip begon de vrees voor een algemeene Engelsche mijnwerkersstaking haar invloed te oefenen op den prijs, die hierdoor even vóór den fatalen termijn van 31 Juli j.l. zich verhief tot resp. 19'- en 16 – per ton fob. Toen evenwel de Engelsche regeering met haar voorstel tot het toekennen van een subsidie aan de noodlijdende mijnnijverheid het gevaar eener staking had weten af te wenden, daalden niet alleen de noteeringen binnen enkele dagen tot het peil van medio Juli, doch vielen in den loop der maand Augustus en den aanvang van September j.l. resp. tot 16'- en 13/6 per ton fob Tyne voor prima tweede soorten gaskolen.

De hulp, die het Engelsche Gouvernement in den vorm eener toelage per ton kolen verstrekt, is niet zonder bedenking voor de mijnnijverheid zelve. Deze subsidie-regeling heeft ertoe bijgedragen, dat de afstand tusschen den productieprijs en den huidigen verkoopprijs nog grooter is geworden. Een gezond bedrijf mag uit den aard niet steunen op voortdurende staatshulp. Deze zal derhalve zoo spoedig mogelijk moeten ophouden. Tot 1 Mei 1926 is er gelegenheid om te geraken tot een nieuwe arbeidsregeling. Een commissie van onderzoek, van regeeringswege ingesteld, heeft tot taak deze voor te bereiden. Wanneer evenwel de arbeiders blijven vasthouden aan hunne eischen, dat noch verlenging van arbeidstijd, noch verlaging van arbeidsloonen zal worden ingevoerd, moet het welhaast on-

rnogelijk geacht worden, dat een beide partijen bevredigende uitweg wordt gevonden. Te minder lijkt dit mogelijk, wanneer men in aanmerking neemt, dat gemiddeld 60% van den fob prijs der kolen uit arbeidsloon bestaat.

De export van Engelsche kolen is in de eerste acht maanden van 1925 sterk teruggegaan, vergeleken bij die van hetzelfde tijdvak van het vorige jaar. Een groot aantal, vooral van de kleinere mijnen, die weinig economisch werken, is stopgezet. De werkeloosheid in het mijnbedrijf is grooter dan ooit te voren en niettegenstaande de sterke productiebeperking, die van een en ander het gevolg is, schijnt de vraag naar Engelsche kolen nog steeds gemakkelijk te kunnen worden bevredigd.

Intusschen is de daling van prijzen in de maand September tot staan gekomen en met de, in verband met het seizoen, toenemende vraag, vooral naar gaskolen, mag met een stabilisatie, wellicht een geringe rijzing van prijzen in de eerstkomende maanden verwacht worden.

B. Duitsche kolen.

De overproductie van Westfaalsche kolen hield ook na de publicatie van het laatste marktoverzicht aan. Teneinde te voorkomen, dat de toch reeds zoo groote voorraden kolen, aan de verschillende mijnen opgeslagen, nog verder zouden toenemen, werd ook in het Ruhrbekken overgegaan tot aanzienlijke productiebeperking. Prijzen van Westfaalsche kolen voor Holland ondergingen sedert April j.l. weinig of geen wijziging.

Aandacht verdient hetgeen plaats vindt op het gebied van de organisatie van den verkoop van Ruhrkolen hier te lande. De Steenkolen Handelsvereeniging bezat tot September 1924 het recht van alleenverkoop van Westfaalsche kolen voor Nederland. Op dat tijdstip trad op grond eener nieuwe syndicaatsovereenkomst, een wijziging in en werd de plaatsing van Ruhrkolen mede ter hand genomen door eenige verkoopkantoren, gesticht door enkele Westfaalsche mijnen. Enkele dezer kantoren, die ongeveer een jaar geleden gevestigd werden, schijnen thans een regeling met de Steenkolen Handelsvereeniging te hebben getroffen, krachtens welke zij óf zich van de Hollandsche markt terugtrekken, óf zich in de toekomst bepalen tot de plaatsing