doch heeft de aanwezigheid van groote hoeveelheden water een minder schadelijken invloed, dan kleinere hoeveelheden.

3. De aanwezigheid van ferrocyaniden in de leidingvochten is niet van merkbaren invloed.

4. Ammoniak verbindingen versnellen het aantasten van i)2;er zeer belangrijk en aangezien men in de buisaanzettingen veelvuldig ammoniumsulfaat heeft aangetroffen, is op de natte zuivering goed acht te geven.

5. De betrekkelijke snelheid van aan-

vreten der buismetalen wordt ongeveer door de volgende verhoudingen aangegeven:

zeer zuiver ijzer 100.—

getrokken ijzer 150. Staal 190.

Er blijkt uit deze enquête derhalve duidelijk, dat ook de scheikundige keuring van getrokken ijzeren buizen geen overbodige luxe is.

Amsterdam, December 1925

Westergasfabriek.

HONDERD JAREN GAS IN AMSTERDAM.

1826-10 JANUARI-1926.

Door Dr. L. J. TERNEDEN.

Een eeuw, meer dan een eeuw is het geleden, dat de stoom, die een ommekeer zou brengen in alles wat nijverheid was, zijn intrede deed in de maatschappij. Maar ook een eeuw en meer dan een eeuw verstreek, sedert de menschheid over een andere bron van energie, welke in het begin slechts verlichting, later warmte en kracht zou geven, de beschikking kreeg. In de laatste jaren van de achttiende eeuw hadden Minckelers, Murdoch en Lebon de mogelijkheid aangetoond om steenkolen voor gasverlichting te gebruiken; in het begin van de negentiende eeuw gaf Winsor in Engeland den stoot tot de practische toepassing en tusschen 1820 en 1830 verschenen in de grootere steden de eerste gasfabrieken.

Erg vlot liep dit in den aanvang niet. Het publiek en ook de besturen der steden stonden vreemd tegenover deze nieuwigheid. De steenkolen kende men als brandstof, als warmte- en rookverspreider. Dat het „ex fumo dare lucem” een mogelijkheid was, dat men uit dien „rook" licht zou krijgen, wilde er niet zoo spoedig in. Het conservatisme speelde een groote rol. In 1819 verscheen bijv. een artikel in de „Kölnische Zeitung", waarin men zich verzette tegen straatverlichting met gas om een zevental redenen: lo.om godsdienstige redenen, daar men niet mocht ingrijpen in hetgeen de Voorzienigheid had ingesteld, de duisternis; 20. om juridische redenen, daar hoogere belastingen opgelegd zouden worden, ook aan hen, die bij de straatverlichting geen belang hadden; 30. om hygiënische redenen, daar de gasuitwaseming nadeelig voor de gezondheid was en men gevaar liep koude te vatten, wanneer men, door de betere verlichting, tot een wandeling in de avondlucht verlokt werd; 40. om moreele

redenen, daar zonde en drankzucht door meer licht bevorderd zouden worden; 50. om politieredenen, want de paarden zouden schuw en de dieven stoutmoedig worden; 60. om economische redenen, daar geld naar het buitenland zou gaan voor de te verwerken grondstoffen; en 70. last not least, om patriotische redenen, omdat de indruk van feestelijke illuminaties, die ’t nationale gevoel wakker maken, verzwakt zou worden door de „schijnilluminatie” der gaslantaarns!

De schrijver van dit stuk was dus wel bezorgd voor het heil zijner medeburgers. Maar ook de vroede vaderen van Amsterdam toonden zekere vrees. Immers bij de oprichting der gasfabriek mochten niet meer dan 50,000 kubieke voet gas per dag gemaakt en dan veiligheidshalve opgeborgen worden in vijf gashouders van 10,000 kubieke voet elk, d.w.z. 1400 kub. m. per dag in vijf gashouders van 280 M»!

In 1925 werd tot bijna 300,000 M®. op één dag afgeleverd en de groote gashouder der fabriek aan den Haarlemmerweg kan 100,000 M®. gas bevatten.

Maar ondanks die voorzichtigheid kwam de gasfabriek. Op 14 October 1825 verscheen de Koninklijke goedkeuring in Staatsblad 108, en op 10 December 1825 werd de „Amsterdamsche Pijpgascompagnie” opgericht, met ingang van 10 Januari 1826. Op dien dag trad de eerste gasdirecteur van Amsterdam in functie. De gas-directeur van dien tijd was een andere figuur dan die van later jaren. Jhr. JoHAN Warin (zoon van mr. Nicolaas Warin Anthoniszoon, heer van Schonauwen, en CoNSTANTiA Jacoba Ortt) luitenant Garde d'honneur van Lodewijk Napoleon (1808), luitenant Dragonders (1814), luitenant Kurassiers (1820), ritmeester-instructeur der Schut-