werd een gedeelte in een gesloten stopflesch terzijde gezet en de rest van het monster gedeeltelijk gedroogd. De water- en activiteitsbepalingen werden verricht met 1 gram van het monster. Van ieder monster werden op deze wijze vier of vijf waarden bepaald. Van monsters ijzeraarde, die in vrij drogen toestand aangekomen waren, werd het watergehalte eerst kunstmatig verhoogd.

Figuur 1 geeft de resultaten van het onderzoek weer. De activiteit is hier overzichtelijk weergegeven door op de ordinaat de hoeveelheid doorstroomend gas in kubieke voeten

per uur af te zetten, terwijl op de abscis het watergehalte der aarden af te lezen is. Uit dit onderzoek is gebleken, dat een bepaalde ijzeraarde bij een zeker watergehalte het best werkt. Vermeerdering of vermindering van dit meest gunstige watergehalte vermindert de activiteit der aarde. Voorts bleek, dat het watergehalte van sommige massa's veranderbaar is over een betrekkelijk groot traject zonder belangrijken invloed op de activiteit der aarde (zie No. 5 van figuur 1), terwijl bij andere massa's de grenswaarde op den top der curve gelegen is. (Zie Nos. 3, 4 en 7 van figuur 1).

Aan sommige bedrijven is het gewoonte

de ijzeraarde voor het gebruik in te vochten. In sommige gevallen kan dit voordeelig zijn, doch wanneer de aarde van de typen 3, 4 of 7 mocht zijn, is de kans op overdadige bevochtiging groot. Het is van belang te weten, dat de diep-roode of zwarte massa meer gevoelig voor water schijnt te zijn dan de bruine of geelbruin gekleurde aarden.

De invloed van het oppervlak der aarde.

Waarschijnlijk wordt de invloed van het watergehalte in de eerste plaats beïnfluenceerd door het oppervlak der ijzeraarde. Lichtgekleurde massa's hebben gewoonlijk een laag soortelijk gewicht en een groot soortelijk volume, hetgeen op groote poreusiteit en dus op een groot oppervlak duidt. Zulke massa’s kunnen een hoog watergehalte hebben en toch ''"f een betrekkelijk droog uiterlijk vertoonen. Wanneer de aarde gedroogd wordt, verliest zij het water en schijnt de structuur volkomen te veranderen. Het oppervlak schijnt kleiner te worden, terwijl de activiteit ten opzichte van zwavelwaterstof afneemt. Te veel water heeft natuurlijk tot gevolg, dat de ijzeraardedeeltjes als het ware ingesloten worden door een laagje water, tengevolge waarvan de zwavelwaterstof uit het gas niet met het ijzeroxyde in aanraking kan komen. De activiteit eener aarde schijnt in nauw verband te staan met het oppervlak ervan.

Figuur 1.

Hoewel in het laboratorium het meest geschikte watergehalte voor een bepaalde aarde vastgesteld kan worden, is het duidelijk, dat het watergehalte van de ijzeraarde in de praktijk niet constant blijft. Wanneer het gas met waterdamp verzadigd is alvorens het door de ijzeraarde strijkt, zal zich in de zuiverkist op de aarde water afzetten; wordt het gas daarentegen droog door de aarde gevoerd, dan wordt door het gas water aan de ijzeraarde onttrokken.

Het vochtgehalte in de praktijk.

H. R. CooK (Baltimore Consolidated Gas Company) heeft eenige waarnemingen gepubliceerd, welke eenig licht werpen op den invloed van het watergehalte in de praktijk. Bij toevoeging van stoom aan de ijzeraarde in de zuiverkisten bleek aanvankelijk, dat de activiteit der massa verhoogd werd. Eenigen tijd daarna begon zij echter af te nemen. Werd de stoomtoevoeging af en toe onderbroken, dan nam men toch nog dezelfde resultaten waar. Bezien in het licht van de