ondervuren van dezelfde ovens zou, op grond van de vroeger genoemde betrekking tot de kamerbreedte, de 600 cal. overtreffen als de kamerbreedte, zooals in de vroeger genoemde voorbeelden, 0,50 M. of meer zou bedragen.

Op dezelfde manier moet men de door Ross VAN Lennep a.a.o. zonder verder commentaar meegedeelde getallen van 402 resp. 476 cal. per K.G. droge kolen bij Otto-ovens beoordeelen. Daar deze ovens verticale temperatuurverschillen van 300° C. vertoonen zou men als gevolg van deze onregelmatige hoogteverhitting kunnen verwachten dat ook de hoeveelheid warmte, benoodigd voor de ondervuren, niet van de algemeen gebruikelijke zou afwijken. Waarschijnlijk zijn de lage getallen te verklaren uit geheel bijzondere meetverhoudingen of grondslagen van berekening. Zoo geeft Illies („Neuerungen im Kokereiwesen”,Brennstoff-chemiejaarg. 1924 blz. 161) op dat het warmte verbruik van Otto-Zwillingszugovens bij normale cokeskolen met 12% watergehalte 550 cal. bedraagt, waarbij niet duidelijk is voor welke kamerbreedte en ovenhoogte dit getal moet gelden.

De door de bedrijfsleidingen gemeten getallen van warmteverbruik, die den schrijver dezes van verdere Duitsche ovencomplexen met enkelvoudige verhitting bekend werden.

liggen over 't algemeen tusschen 580 en 760 cal. In tabel VI volgt een opgave van metingen van een Duitsche cokesoven, die een warmteverbruik van 716 cal. per K.G. droge kolen aanwijst.

Dat genoemde getallen voor het warmteverbruik van Duitsche cokesovens geen uitzonderingsgevallen voorstellen, maar gelden voor den algemeenen stand van de moderne Duitsche cokesoventechniek, blijkt ook uit het volgende. In het jaar 1924 had de bouwfirma v. d. Still cokesovens naar aanleiding van het ontwerp van een nieuwe gasfabriek voor haar trapsgewijs verhitte ovensysteem een maximaal warmteverbruik van 420 cal. per K.G. droge kolen gegarandeerd. Een bekende Duitsche ovenbouwfirma, die voor haar enkelvoudig verhitte oventype de garantie van 620 cal. gegeven had, verklaarde daarbij dat het minimum warmteverbruik van enkelvoudig verhitte ovens zelfs bij gunstige omstandigheden 620 cal. bedroeg. Een tweede Duitsche firma stelde, eveneens in October 1924, haar standpunt op gelijke wijze vast. Een derde firma ten slotte gaf op dat bij enkelvoudige verhitting het minimum verbruik van 620 cal. nog te laag aangegeven was, en zelfs in theorie niet mogelijk was.

Een vergelijking zonder voorbehoud van de verschillende hierboven vermelde

TABEL VI.

Samengevoegde dag-uitkomsten.

Ie dag. 2e dag. gemiddeld. Verwerkte kolen nat .... in t. 309,96 317,34 313,65 Watergehalte der kolen .... in % 11,0 10,5 10,75 Verwerkte kolen droog .... in t. 275,86 285,02 279,93 Stookgas bij o°/760 m.M 63218 64738 63978 Overschot gas hi] o°/760 m.M. ... .. in M^. 19990 21038 20514 Totale hoev. gas bij o°/760 m.M. . in M®. 83208 85776 84492 Stikstofgeh. van het gas .... in % 17,2 18,- 17,6 Gasgehalte bij o°/76Ö m.M. per ton droge kolen 301,7 310,- 301,35 Overschot gas bij o°/760 m.M. per ton droge kolen 72,46 73,55 73,15 Overschot gas in % van de totale hoeveelh. gas 24 24,5 24,25 Laagste cal. waarde v. h. gas o°/760 m.M. in cal. 3630 3698 3664 Hoeveelheden warmte, die in het stookgas over gebracht worden 229481340 239401124 234441232 Warmteverbruik per K.G. natte kolen in cal. 740 755 747 Warmteverbruik per K.G. droge kolen in cal. 708 723 716