artikel aan de hand van fig. 3 reeds gewezen was) het gasverbruik zoo zuinig mogelijk zal zijn, wanneer een vertrek om binnen een bepaalden tijd verwarmd te worden, zoo snel mogelijk op de gewenschte temperatuur gebracht wordt.

Stel wij hebben een vertrek van 80 wandoppervlakte, en wij willen hierin een temperatuur van 16° bereiken. Hoeveel caloriën zal ons dit kosten ?

Moet deze temperatuur van 16° in 1 uur bereikt worden dan vinden wij met behulp van (10)

Wi = 80 Wj 7280 Cal. 0,08» 0,5 + 0,12

Wordt deze temperatuur van 16° echter reeds na 2 uur bereikt dan is

W., = 2.80. W 2 = 2.80.16 – cv. 0, + 0,12

11800 Cal.

Dus in het tweede geval zijn 4520 Cab meer noodig als in het eerste geval, als gevolg van het feit, dat door de langere aanwarmduur, de warmte dieper in de wanden dringt.

Vooral bij lokalen die slechts korteren tijd verwarmd behoeven te worden, zal het van voordeel zijn, deze snel op temperatuur te brengen.

De groote vraag is nu, in hoeverre beantwoorden in de practijk gevonden resultaten aan de berekende waarden uit bovenstaande formule (10). Bij verschillende controleproeven, ook met kleinere installaties door ons gedaan, werd een goede overeenkomst gevonden tusschen berekende en werkelijke temperatuurstijgingen binnen een bepaalden tijd.

De voorlaatste winters waren echter weinig streng en bedoelde proeven werden dan ook gedaan bij een niet zeer lage buitentemperatuur.

Ook de in de literatuur gepubliceerde proeven, b.v.b. die beschreven door Spaleck in bovengenoemd nummer van het „Journal” werden allen gedaan, bij een gering verschil tusschen binnen- en buiten temperatuur bij het begin der verwarming, terwijl bovendien de buitentemperatuur absoluut niet laag was.

Het was daarom van belang het verband tusschen tijd en temperatuur stijging der lokaallucht, ook bij lage buitentemperatuur, dus bij groot temperatuursverval tusschen binnen-en buitenkant der wand eens te controleeren. Dit was te meer noodig, daar gedurende de eerste koudeperiode der afgeloopen winter (Dec. 1925) een vrij sterke afwijking bij verwarming van een vertrek met een stralingsconvectie-kachel werd geconstateerd. Voor dit vertrek was de betreffende

kachel, zoo berekend volgens formule (10), dat een temperatuurstijging van 14,5° C. in een uur tijd zou kunnen verkregen worden. Opgemerkt dient te worden, dat het vertrek bovendien zeer ongunstig gelegen was, twee buitenmuren, plat dak en bovendien slechtsluitende dubbele deuren naar buiten had. Nu was in het nummer van 28 Maart 1925 van „Das Gas ünd Wasserfach”, een artikel van de hand van Direktor H. Kampe verschenen getiteld; „Raumbeizung mit Gas”. In dit artikel werden de resultaten van vergelijkende proeven beschreven, tusschen verwarming met stralings- en met convectie-gaskachel. Het resultaat van deze proeven was, dat bij stralingskachels met een 20"'o kleiner warmtegebruik volstaan kon worden om midden in het vertrek op kniehoogte een temperatuur van 18° te bereiken. En met deze opvatting was ook bij berekening van 14,5° temperatuursverhooging in 1 uur tijd voor bovenbedoeld vertrek rekening gehouden. De werkelijke temperatuurstijging in bedoeld vertrek, bleek echter niet meer dan 9,5° in 1 uur te bedragen. Na een meer kritische beschouwing van de in genoemd artikel beschreven proeven viel echter op, dat ten eerste de temperaturen gemeten werden in de hoofdstralingsrichting der kachel, en ten tweede dat het vertrek ten opzichte van lengte en breedte ongewoon hoog was (4,40 M. breed, 4,30 M. lang, 4,60 M. hoog).

Bij deze verhoudingen van het proeflokaal duurde het bij heete luchtverwarming van, zelfsprekend langer, tot de benedenste luchtlagen in het vertrek een bepaalde temperatuur bereikten en ook de wanden op deze hoogte de daarbij behoorende temperatuur aangenomen hadden. Bij verwarming met de stralingskachel werden de onderste wanddeelen en de vloer door directe warmtestraling het beste verwarmd. Doch op 1,50 M. hoogte stonden radiatie- en convectiekachel reeds gelijk, terwijl op halve hoogte van het vertrek de convectiekachel reeds belangrijk in het voordeel was. Was het proeflokaal minder hoog geweest, dan zou de stralingskachel vanzelfsprekend minder in het voordeel geweest zijn. Bovendien was in punten verder van de kachel af en vooral dichter naar de vensters toe, ook op 0,5 M. boven de vloer, van een voordeel der stralingskachel al geen sprake meer. (sterkere tochtverschijnselen bij stralingskachel, ontstaan door ongelijkmatige verwarming).

Dus bij woonvertrekken met een hoogte tusschen 3 en 3,5 Meter zal van een voordeel der stralingskachel, wat een vlugger op temperatuur brengen betreft, wel geen sprake