meer zijn. Waarbij nog komt, dat een belangrijk deel der stralingswarmte der kachel, geabsorbeerd zal worden door de tafel met tafelkleed en de daar omheen staande stoelen.

In ieder geval was deze ervaring een vingerwijzing om stralingskachels niet anders te berekenen als de convectiekachels. Berekenen wij echter voor bovengenoemd vertrek met (10) de in het eerste uur te verwachten temperatuurstijging veroorzaakt door de aanwezige gaskachel, dan blijkt deze toch 11,5° te moeten bedragen, dus 2° meer als in werkelijkheid gevonden; dus nog een te groote afwijking voor garantie-bepalingen.

Wij vragen ons nu af, hoe het komt, dat hoewel in de formule (10) van Spaleck, zooals boven ontwikkeld, geen term aanwezig is welke varieert met de buitentemperatuur, er toch afwijkingen bestaan, tusschen de berekende en de werkelijke temperatuurstijgingen, wanneer er een lage buitentemperatuur heerscht. Want ook in de, te voren, besproken school werden in Januari van dit jaar, afwijkingen geconstateerd, waarover aan het einde van dit artikel meer.

Op het eerste gezicht zou men denken, dat het toenemen der transmissieverliezen door de vensters (welke transmissieverliezen ook optreden bij het aanwarmen van een vertrek, en dat wel vrij terstond) bij lagere temperatuur de oorzaak zouden kunnen zijn. Nu valt het niet te ontkennen dat bij bijzonder groote glasoppervlakken, waar bovendien de wind op kan staan,b.v.b.serres,een grootere warmtetransmissie op kan treden. Maar meestal maken de vensters slechts een klein gedeelte der geheele wandoppervlakte uit. En ten tweede zijn deze verliezen niet veel grooter als de warmte voor het op temperatuur brengen der wanden noodig bedraagt. Nemen wij eens aan, de buitentemperatuur zij —lo°, de binnen-temperatuur o°, en in 1 uur tijd, moet 16° bereikt worden.

De gemiddelde temperatuur gedurende dit uur zal ongeveer 9° zijn. De transmissie coëfficiënt voor glas is 5,0. Dan gaat er per vensteroppervlak en per uur 19. 5,0 = 95 Cal./uur. Volgens (10) moet per uur 91 Cal./- uur en per wandoppervlakte toegevoerd worden (wij zullen straks zien dat dit nog meer moet zijn), dus niet belangrijk beneden het bedrag dat per uur door 1 vensteroppervlak verdwijnt.

Er zijn echter twee oorzaken welke wel de oorsprong van bovengenoemde afwijkingen kunnen zijn. In de eerste plaats de warmte die noodig is, voor verwarming der kamerlucht en de ventillatie lucht, dus de ventilatieverliezen, waarmede nog geen rekening ge-

houden is. En verder de aanname bij de afleiding der formule van Spaleck (10), dat geen temperatuurverval in de wanden aanwezig is bij begin der verwarmingperiode. Dit laatste zullen wij het eerst eens onder de oogen zien.

/"gs

Zooals wij bij de afleiding van de formule (10) zagen, gaf Spaleck een toeslag van 20 %, voor de grootere warmteopname der muren, ontstaan door het aanwezig zijn van een temperatuursverval in de wanden. Nu werd deze formule oorspronkelijk gebruikt en getoetst, voor en aan de gasverwarming in kerkgebouwen. Hier zijn dikke muren en gewelven aanwezig, en een bepaald tempera-

tuursverval erin zal per eenheid van dikte een veel kleinere waarde hebben, dan in de bij normale hollandsche gebouwen gebruikelijke muurdikten. Het was daarom dringend noodig eens een formule af te leiden voor warmte-opname van lokaalwanden, en temperatuurstijging der lokaallucht gedurende de aanwarmperiode, wanneer wel degelijk bij het begin der verwarming een temperatuur verval in de wand aanwezig is.

Onder aanname derzelfde gegevens als bij de afleiding van (10) volgt hieronder de afleiding eener formule voor bovengenoemd geval.

Het temperatuurverval in de muur zij to. De beteekenis der letters is dezelfde als bij de afleiding van (10).

Wij hebben weer (fig. 5 en 6)