helft. Wanneer de drukverhouding van elke kamer ten opzichte van het trappenhuis wordt opgemaakt, dan krijgt men als resultante op elk punt het verschil in over- (onder-) druk van kamer ten opzichte van buitenlucht en

van trappenhuis ten op2;ichte van buitenlucht. Waren de verhoudingen, zooals deze in de figuur grafisch zijn voorgesteld, dan zou over de geheele hoogte van de kamer op den beganen grond de lucht uit het vertrek in het trappenhuis worden gezogen, terwijl in de bovenste kamer de lucht uit het trappenhuis over de geheele hoogte in de kamer zou

worden gedrukt. Bij de twee tusschengelegen kamers vindt men de overgangen.

Het resultaat van dit alles is, dat op den beganen grond de kachels slecht zullen afvoeren, indien de deur op het trappenhuis wordt geopend, daar de contra-stroom in den schoorsteen in hare werking wordt versterkt. Bij de kamer op de bovenste verdieping vindt het omgekeerde plaats, zoodat de schoorsteen aldaar beter zal functionneeren, zoodra de deur op het trappenhuis wordt geopend.

F. C. WiRTZ CZN.

HET FINANCIEEL BEHEER DER GEMEENTELIJKE GASFABRIEK.

Door J. Meijer Azn.

Directeur van het centraal-bureau voor verificatie en financieele adviezen der VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE GEMEENTEN.

VI.

De financiering van het bedrijf.

In een onzer vorige artikelen toonden wij aan hoe, uit een bedrijfseconomisch oogpunt bpchouwd, het beheersplan eener gemeentelijke gasfabriek, naar onze meening, zou moeten worden opgezet.

Wij gaven toen het volgende schema:

1 . eene berekening van de te verwachten opbrengst;

2 . een bespreking van de wijziging in de organisatie van het bedrijf (bv. door verandering van ovensysteem);

3 . een berekening van den kostprijs en een overzicht van de verhouding tusschen de kosten onderling.

4°. een summiere opsomming van baten en lasten.

Gaan wij thans eerst na hoe de financiering van het bedrijf plaats vindt en wat daarbij valt op te merken. Naderhand komen wij op enkele van de in het schema genoemde punten terug. ’ .

JJe gemeente, eigenaresse der onderneming, heeft de zorg voor de financiering. Zij verschaft daarom der onderneming het noociige kapitaal, in de eerste plaats voör de stichting en vervolgens voor den uitbouw van het bedrijf. Maar ook voorziet zij in de behoefte aan kasmiddelen voor andere doeleinden dan genoemd zijn.

Hoe komt nu de gemeente aan het benoodiede kapitaal?

In den regel zal zij zich dit door het aangaan van een geldleening verschaffen.

Maar het is niet uitgesloten, dat zij uit hare gewone middelen gelden verstrekt. Hoe zij in deze zal handelen hangt af van de financieele gesteldheid der gemeente. Is haar positie van dien aard, dat zij hare huishoudelijke uitgaven geheel (wat zelden zal voorkomen) of grootendeels kan bestrijden uit andere inkomsten dan belastingen, b.v. uit rentegevende bezittingen, dan spreekt het van zelf, dat de druk der gemeentebelastingen zeer gering is. Zij zal dan door en de opbrengst van een niet noemenswaardige verhooging der belasting in staat Zijn een of ander belangrijk werk te bekostigen, voor welke uitgaven anders geleend zou moeten worden. In hoeverre de gemeente tot een dergelijken maatregel zal overgaan, IS een vraag van financieel beleid en opportuniteit. Vast staat, dat belastingheffing niet geschiedt met de bedoeling een vermogen te verwerven, waarvan het nageslacht profiteert, zonder tot de vorming daarvan te hebben bijgedragen. Regel is dan ook, dat voor werken met een langeren levensduur dan één jaar, een leening gesloten wordt, welke in evenveel jaren wordt gedelgd als het object der leening levensduur heeft.

Evenals de particuliere ondernemer aflossing en rente verschuldigd is van het in zijn onderneming gestoken geleende kapitaal, IS de gemeentelijke onderneming verplicht het door de gemeente verschafte kapitaal af te lossen en van het onafgeloste gedeelte rente te betalen. Immers van het standpunt der onderneming is al het haar verstrekte