met de exacte en de technische gasanalyse, de laatste eveneens in een apparaat volgens het principe Ott uitgevoerd. Ook dit toestel wordt beschreven en een duidelijk voorbeeld gegeven hoe de berekening der percentages plaats heeft.

B. è B.

De behandeling van de steenkool en cokes op Amerikaansche gasfabrieken, door R. Blomquist.

Gas- und Wasserfach, Jrg. 69 (1926) no. 15, p. 298-301.

De kolenbrekers zijn over het algemeen geheel anders dan de Europeesche. Eerst een zeeftrommel, die alles beneden 37 m.m. doorlaat en waarin ook reeds breking plaats heeft. Harde groote steenkoolstukken, hardere steenen en vreemde bestanddeelen verlaten deze trommel aan het einde afzonderlijk. Het energieverbruik dezer trommels is zeer klein. Daarna gaat de steenkool naar hamermolens, waarin zij in den regel zoo klein wordt geslagen dat 85 % door 3 m.m. gaatjes passeert. Schr. toont met cijfers aan hoe sterk de cokesvastheid verbetert bij het gebruik van gemalen steenkool. Na het malen heeft in Amerika in den regel een oordeelkundig mengen van twee of meer soorten plaats. Aan het sorteeren der cokes wordt veel zorg besteed. Eenige afb. lichten een en ander toe.

B. k B.

Het gas op de Duitsche automobiel tentoonstelling, door Fr. Messinger. Gas- und Wasserfach. Jrg. 69 (1926) no. 12 p. 235—239 en no. 13 p. 254—259.

De gasindustrie is hier blijkbaar flink voor den dag gekomen, naar de illustraties doen zien, om te toonen hoe bedrijfszeker gas in de industrie is en hoe talrijk de toepassingen zijn, zooals autogeen lasschen en snijden met lichtgas, soldeeren, smeden, harden, buigen van buizen, diverse branders, smeltpotten, enz. De tekst bevat belangrijke gegevens omtrent opstelling, gasverbruik en zoo meer.

B. è B.

De verticale oven als regulateur bij schommelingen in het gasverbruik, door Dr. R. Geipert.

Gas- und Wasserfach. Jrg. 69 (1926) no. 13, p. 249—252.

Deze bevoegde schrijver toont aan hoe het zoo min technisch als economisch bezwaar oplevert den destillatietijd der verticale kamers voor een eventueel gewenschte grootere

watergasproductie te verlengen en voor meer koolgas te verkorten om zoodoende het aanpassingsvermogen t. o. van belangrijke schommelingen het verbruik veel beter te maken. Verder wijst hij nog op twee belangrijke zaken n.l. ten eerste, dat het brandstofverbruik der ovens bij behoorlijke regeling per 100 K.G. verwerkte steenkool voor korten of langen destillatietijd practisch gelijk blijft en ten tweede dat het watergas in de verticale kamer veel goedkooper wordt geproduceerd dan in een afzonderlijk watergastoestel.

B. k B.

Persgas of lage-druk sterk licht? door E. Al jerts.

Gas- and Wasserfach. Jrg. 69 (1926) no. 14 p. 280—283.

Een art. van belang voor de straatverlichting, die een grootere rol speelt, dan hier te lande over het algemeen wordt gedacht. Berlijn heeft 1812 K.M. lengte gasstraatverlichting tegenover 372 K.M. electrisch. Van deze 1812 K.M. worden 105 K.M. door 7200 persgaslampen verlicht, de rest is lage druk. Parijs heeft 6000 persgaslampen en verder nog rond 43000 lage druk gaslantaarns.

Schr. geeft belangrijke gegevens over gasverbruik en lichtsterkte. Persgas beveelt hij slechts aan waar minstens 1000 kaars per lamp wordt verlangd en bij een complex van minstens 20 lampen met het oog op kosten V. d. compressor. Voor lage druk vestigt hij de aandacht op lampen met vele en kleine kousjes, b.v. een krans van 15 zeer kleine kousjes in plaats van 3 groote. Trekcylinders zijn hier niet meer bij noodig. Met een dergelijke lage druklamp met 15 kousjes is een gemiddelde onderste hemisphere lichtsterkte bereikt van 1012 kaarsen bij een verbruik van 870 L. per uur, hetgeen een zeer goed resultaat mag heeten.

B. k B.

Exothcrmischc reacties van bitumineuse steenkolen bij lage temperaturen door H. Nielsen en S. Baker.

Gas Journal {Eng.), Jrg. 78 (1926) no. 3272 p. 202—204.

Aan de hand van proeven is de inwendige warmte-ontwikkeling van meerdere steenkoolsoorten reeds bij temperaturen beneden 200° C. aangetoond. Verder zijn waarnemingen gedaan omtrent de warmtegeleiding door de steenkoolsubstantie en wordt geconcludeerd dat hoe fijner de steenkool is, hoe sneller de verhitting kan plaats hebben en dus hoe korter de distillatietijden zijn of juister gezegd