moet o.a. gebruikt worden voor de stukken genoemd in art. 23 onder I°, 2° en 4°.

Papier van vijftig cent mag o.a. gebruikt worden voor:

a. verzoekschriften®;

b. volmachten en machtigingen niet ten overstaan van notarissen verleden;

c. door eigenaars of rechthebbenden verleende vergunningen om op een anders grond of water te jagen.

De gevallen waarin papier van niet minder dan twee gulden moet en papier van vijftig cent mag worden gebruikt, zijn uitdrukkelijk in art. 28 genoemd.

Voor alle andere aan formaatzegel onderworpen stukken moet gezegeld papier van ten minste een gulden gebruikt worden.

De hier te lande door enig ambtenaar opgemaakte stukken en afschriften en uittreksels daarvan, aan formaatzegel onderworpen, mogen niet meer lettergrepen bevatten, dan in art. 30 vermeld. Drie cijfers worden voor een lettergreep gerekend. Uitzonderingen zijn vermeld in het derde lid.

Blijkens de memorie van toelichting heeft de wetgever in art. 30 het oog gehad op authentieke akten en geenszins op door ambtenaren ondershatids opgemaakte bewijzen van privaatrechtelijke overeenkomsten. Art. 30 geldt dus h.v. niet voor onderhandse akten van aanbesteding of koop en verkoop, waarbij de gemeente mede-contractante is. Evenmin geldt de bepaling als het stukken betreft niet aan formaatzegel onderworpen.

Elk aan formaatzegel onderworpen stuk moet op een afzonderlijk zegel worden gesteld (zie art. 10, derde lid), behoudens de uitzonderingen in art. 31 vermeld.

Zie in dit verhand vooral de gevallen in het tweede lid van art. 31 genoemd onder I°, 2°, 3°, 4° en s°. Hoewel art. 31 alleen geldt voor formaatzegel, mag uit het bepaalde in lid 2 onder 3° de gevolgtrekking worden gemaakt, dat ook in geval van verhuring, naar de bedoeling der wet, slechts eenmaal zegelrecht schuldig is voor de akten, welke te zamen het bewijs opleveren ener huurovereenkomst.

Staan de stukken, in het tweede lid bedoeld, op ongezegeld papier, dan is slechts één overtreding aanwezig, doordat voor het eerste stuk geen formaatzegel gebezigd is (P.W. 4628, 9678 en 10298). Zie evenwel, wat het legaliseren van stukken betreft, nog art. 17, tweede en derde lid.

3. Thans niet meer aan formaatzegel onderworpen. Zie K.B. 2 dec. 1953 (S. nr 547).