in ons wetboek, had de regering ernstige bezwaren „omdat dit artikel de grootste ongerijmdheid bevat, vermits volgens deszelfs bepaling een kind, dat één, twee of meer jaren na den dood van den man zijner moeder ter wereld komt, een wettig kind van den overledene zoude zijn en gevolgelijk als zoodanig op de registers zoude moeten worden gebragt, tot dat deszelfs wettigheid bestreden werd”.^

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 310, eerste lid, B.W. blijkt dus, dat dit voorschrift geen andere bedoeling heeft dan vast te stellen, dat een kind onwettig is, als het driehonderd dagen na de huwelijksontbinding wordt geboren.

Met hoeveel zorg de bepalingen omtrent het vaderschap en de afstamming van kinderen zijn opgesteld, geconstateerd moet worden, dat in ons Burgerlijk Wetboek geen regels zijn gesteld voor een geval als in de opgave omschreven.

In andere wetboeken is dit wel geschied. Soms zijn de voorschriften, betrekking hebbende op wettige en onwettige kinderen, zo ruim geredigeerd, dat onomstotelijk vaststaat, dat een kind, onder de in de opgave genoemde omstandigheden geboren, als wettig geldt. Zo bepaalt artikel 138 van het Oostenrijkse Burgerlijk Wetboek, dat voor een kind, hetwelk na de huwelijksvoltrekking en vóór de 302 de dag na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk uit de vrouw geboren wordt, het vermoeden van wettigheid geldt. Volgens artikel 233 van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek wordt een kind, dat is geboren voordat honderdtachtig dagen ni de huwelijksvoltrekking zijn verlopen, voor wettig gehouden, tenzij de man het vaderschap ontkent.

Hoewel ons Burgerlijk Wetboek geen uitdrukkelijke bepaling bevat, op grond waarvan het kind als wettig wordt beschouwd, zouden wij het kind toch een wettige staat willen toekennen.

Zoals gezegd, kan het kind aan de bewoordingen van artikel 305 geen wettigheid ontlenen.

Evenwel zal het wel nimmer de bedoeling van de wetgever zijn geweest om een kind, waarvan de vrouw bij het aangaan van haar huwelijk reeds zwanger was, en waarvan de vader vóór de geboorte was overleden, als onwettig te beschouwen. Artikel 305 B.W. gewaagt o.m. van kinderen, staande huwelijk geboren en daarmede heeft de wetgever o.i. willen uitdrukken, dat een kind, waarvan een vrouw zwanger was bij het aangaan van haar huwelijk, als wettig geldt.

1. Voorduin, Geschiedenis en beginselen der Nederlandsche Wetboeken, Deel 11, blz. 516.

2. In gelijke zin: Elenbaas, Handboek voor de Burgerlijke Stand, 5e druk, blz. 103.