De volksovertuiging was een andere dan die in de Tweede Kamer. De voltallige Eerste Kamer wees met grote meerderheid (33 tegen 17 stemmen) het verdrag van de hand. Men merkte hierbij op, dat de Eerste Kamer op juiste wijze haar functie had vervuld, aangezien zij de door de Tweede Kamer aangenomen houding aan de volksovertuiging had getoetst. Inderdaad was dit het geval. Een grote menigte stond tijdens de behandeling van dit verdrag op het Binnenhof en toen eenmaal het resultaat bekend was geworden bij het publiek, steeg er een luid gejuich op.

Van Raalte merkt op (blz. 73), dat vrijwel nooit zich op dergelijke wijze het hartstochtelijk medeleven van de bevolking heeft gemanifesteerd met hetgeen zich in ’s lands vergaderzaal afspeelde.

Minister Van Karnebeek trad als gevolg van deze verwerping af.

Voorbeeld IV

Het oud-lid der Tweede Kamer – Fruytier – was gouverneur van Cu- ln de nacht van 8 op 9 juni 1929 pleegde een Venezolaans generaal, Urbini, een overval op met de bedoeling zich van wapens en munitie te voorzien om een opstand te ontketenen tegen de Venezolaanse regering. Als onschuldige burgers waren de opstandelingen het eiland binnengekomen. In genoemde nacht reden zij in autobussen het fort binnen, overmeesterden de wacht en namen de militaire commandant gevangen.

Daarna dwongen zij de gouverneur een schip te doen uitvaren, waarop zij zich met de buitgemaakte wapens en munitie hadden ingescheept om naar Venezuela terug te keren. De gouverneur namen zij mede; korte tijd daarna werd deze weer in de gelegenheid gesteld naar terug te keren.

Fruytier werd eervol ontslagen, zelfs nog onder toevoeging van een dankbetuiging voor bewezen diensten.

Fruytier was vóór zijn benoeming tot gouverneur van hoofdinspecteur van de arbeid. Men had hem beloofd, dat hij na zijn terugkeer in deze functie zou worden hersteld. Toen hij in Nederland terug was, stelde hij echter bijzondere eisen. Er was nl. een vacature te Maastricht, maar deze gemeente zinde hem niet. Hij wenste in Den Haag te worden benoemd.

Fock zei hiervan: „Hij treedt met enigen durf en enigen moed tegenover de regering op, een durf en moed, dien hij beter had betoond tegenover de Venezolaanse rebellen” (Oud, „Het jongste verleden”, deel IV, blz. 58).