Groot-Brnssel telden eveneens 16 erkende diensten, waarvan er 9 behoorden tot de vrije diensten; van de 7 overige zijn gemeentelijke diensten 4, provinciale diensten 3. Enkele provinciale en gemeentelijke diensten wachten nog op erkenning. Bergen, Brussel, Charleroi, Doornik, Eigenbrakel, Sint-Joost ten Noode, Jumet, La Louvrère, Namen, Oudengem, Schaerbeek bezitten diensten, soms meer dan één.

~Het grootste deel van, om niet te zeggen, al de tot nog toe in België fungeerende diensten hebben zonder meer de Brusselsche methode (d. i. die van Christiaens) overgenomen en slaafs toegepast”, aldus Dr. L. Coetsier te Kortrijk in zijn werk , ,Beroepsoriënteering in België” . In hoeverre dit in 1939 uitgesproken oordeel ook nu nog juist is, is mij onbekend, doch vermoedelijk wel. Stellig mag worden aangenomen, dat het bij de snelle uitbreiding der beroepsoriënteering in België veel moeite en zorg zal hebben gekost, om te bereiken, dat de talrijke nieuw opgerichte diensten aan behoorlijke eischen bij hunnen arbeid zouden kunnen voldoen, ook al neemt men in aanmerking, dat men soms de beschikking kreeg over van Staatswege gediplomeerde adviseurs, en dat èn de Centrale voor oriënteeringsbureelen èn het Rijks Nationaal Centrum hulp konden bieden.

Het mag hierbij als gelukkig worden beschouwd, dat in 1940 het zooeven genoemde werk van den leeraar aan het Athenéum, Dr. L. Coetsier te Kortrijk verscheen, nadat het door hem in 1939 als proefschrift voor de Centsche Universiteit was verdedigd

*) Kortrijk, Groeningse Drukkerij 1940, blz. 53.

®) Het werd in 1939 bekroond in den wedstrijd der reizen van het Ministerie van Onderwijs en in den herfst van 1040 met de Prijs de Kleijn door de Koninklijke Academie van België.

In het voorwoord ~Ter Verantwoording” zegt de schrijver, dat hem bij studie bleek, dat ~het Belgische systeem (der beroepsoriënteering) niet in alle opzichten in de laatste ontwikkelingsstadia is onder te brengen m. a. w. niet geheel op de hoogte des tijds was —, zoodat de beroepsoriënteering wel ruimschoots de stof kon opleveren voor een doctoraal proefschrift op critischen grondslag”.

Het is geworden een wetenschappelijke fundeering der beroepsoriënteering, waarvan de bestudeering mag worden aanbevolen aan allen, wien de voorlichting bij beroepskeuze belangstelling inboezemt. Ook de psychotechniek van de beroepsoriënteering wordt daarin op uitnemende wijze behandeld.

Wellicht is er aanleiding, dit boek later aan eene afzonderlijke bespreking te onderwerpen. Thans constateer ik, dat het voor de zaak der voorlichting in België verscheen op een tijdstip, waarin mede door den invloed van den oorlog in zeer ruimen kring belangstelling in de beroepsoriënteering zich vormde, telkens nieuwe initiatieven werden en nog steeds worden ondernomen, en vele diensten werden opgericht. Wij hopen voor onze Zuiderburen, dat bewaarheid wordt hetgeen de Centrale voor oriënteeringsbureelen onlangs in haar boekje schreef: „Het staat als ’n paal boven water, dat het weik van Dr. Coetsier niet bij een academisch proefschrift bleef zonder meer”.

Wil men de beteekenis der beroepsoriënteering in België afmeten naar het aantal beroepskeuze-candidaten (adviesvragenden), dan kunnen daardoor de hieronder gegeven cijfers dienen

’) Ontleend aan „Motiveering der Beroepsoriënteering”, blz. 87. De toestand in 1940 heeft evenals in Nederland tijdelijk eene inzinking teweeggebracht.

Bij 14 plaatselijke diensten (de voornaamste) der K.A.J. organisatie, bedroeg het aantal adviesvragenden in

1938 4000,

1939 4800,

1940 3000,

tot einde September 1941 3800.

Ten aanzien der samenwerking met de diensten voor arbeidsbemiddeling kunnen wij kort zijn. Zij is tot dusverre slechts sporadisch aanwezig en zeker op zeer veel beperkter schaal dan in Nederland.

De opleiding van candidaatadviseurs is in Nederland in de winter van 1940/1941 ter hand genomen door het Centraal Comité van samenwerking, en zijn initiatief is van ofhcieele zijde (Rijksarbeidsbureau) met warme instemming begroet.

In België is wij vermeldden het reeds bij Kon. Besluit van 22 October 1936 (en Min. Besluit van 23 October d.a.v.) een officieel examen ingesteld met het oog op de uitreiking van het getuigschrift van bekwaamheid tot het ambt van adviseur in zake beroepskeuze. Het toen gehouden examen bestond uit twee gedeelten, waarvan het eerste zich uitstrekte over de grondwetenschappen, terwijl de leerstof van een zesdaagschen opleidingscursus, gehouden door een hoogleeraar aan eene der universiteiten en enkele leeraren het voorwerp van de tweede proef uitmaakte.

Na dit eerste onderzoek zijn tot dusverre examens niet meer gehouden, tengevolge waarvan de behoefte aan gediplomeerde adviseurs zich steeds sterker doet gevoelen, immers met het oog op de officieele erkenning van de diensten, vooral in de Vlaamsche provinciën. Weldra zullen echter voor de tweede maal examens worden afgenomen.

Het Belgisch Staatsblad van 14 Mei 1942 bevat de oproeping van den dienst tot voorlichting