niet af van de oude werkwijze, waarmede men vroeger zooveel succes' had gehad. Een en ander werd nog verergerd, doordat de bekwaamste werklieden vaak verhuisden naar andere landen. Behalve in de industrie was ook in de visscherij een ernstig verval te constateeren. Deze visscherij was nu nog maar een schaduw van die in de 17e eeuw. Zoo gingen in het begin van deze eeuw onge\teer 2000 schepen op haringvangst en later niet meer dan 1000 en omstreeks 1775 d: 200. Met den landbouw was het iets anders gesteld. Hier kan van verval, althans in de landprovinciën, niet gesproken worden, hoogstens van stilstand en te langzamen vooruitgang. Volgehs Verviers in zijn stildie: ~De Nederlandsche handelspolitiek tot aan de toepassing der vrijhandelsbeginselen’' was hier namelijk steeds armoede troef; de landbouw toch was in de Republiek een handelsrepubliek steeds het stiefkind geweest. In den Franschen tijd ging het echter tengevolge van het door Napoleon ingevoerde continentale stelsel beter, maar nadien deelde de landbouw ook weer in de algemeene malaise.

De handel, welke zooveel schatten in ons land heeft gebracht, beleefde echter in rfie iße eeuw jaren, welke die van Gouden Eeuw nog over. troffen, dit ondanks de zeer algemeen verbreide klachten omtrent den achteruitgang van den handel in de iße eeuw. Dr. Mansfeld geeft' in het Gedenkboek der Nederlandsche Handelsmaatschappij over dit onderwerp een interessante beschou.wing, pag. 3 en volgende.

Onze voorouders van de i6e en 17e eeuw zijn de pioniers geweest van den Nederlandschen handel. Zij gingen zelf op reis of stuurden hun „factoors”, drongen overal in en pakten alles aan, waarmee geld te verdienen was. Andere Europee-

sche landen verteerden inmiddels zooveel energie in binnenen buitenlandsche dorloge/i, of toonden nog zoo weinig verstand van commercieele zaken, dat de Nederlander in den handel allen de baas werd. De groote, hoewel plaatselijk verschillende rechtszekerheid hier te lande, de persoonlijke vrijheid en een minimum aan Overheidsbemoeiing maakten de Republiek al zeer vroeg tot een verzamelplaats van vreemdelingen en van buitenlandsch kapitaal. Amsterdam, dat de Zuiderzeesteden geheel overvleugelde, werd aldus de groote handelsmetropool van de 17e en ook van'het grootste deel der iBe eeuw.

Langdurige ervaring en vroeg-

tijdige deden hier een zakenkennis ontstaan, welke men zich in andere Hnden pas in den loop der 18e, eeuw heeft verworven. Vreemdelingen hadden er voordeel bij hun goederen naar Amsterdam te zenden, om – dat men er altijd wel plaatsing voor wist te vinden.

Meer en meer opende zich aldus voor de Nederlandsche kooplieden de weg om geld te verdienen door het aannemen van consignaties. Bij dit systeem behoefde men de menschen niet meer uit te sturen naar andere landen en liep men geen risico. Aan deze verleiding is in hooge mate en op zeer groote schaal toegegeven. Het is niet onwaarschijnlijk Mansfeld, dat er in de 18e eeuw met dezen commissiehandel meer is ve'rdiend dan in de vorige eeuwen tezamen. Deze commissiehandel had echter een zwakke zijde immers de betrekkingen met den vreemde werden hierbij niet onderhouden door in het buitenland vertoevende Nederlanders, maar langs schriftelijken weg door correspondentie. Bovendien kwamen er nog twee ongunstige omstandigheden bij. Vele voorname handelskringen gingen zich n.l. hoe langer hoe meer bezig houden met het deftige bankiersvak, waardoor de goederenhandel geheel in handen raakte van zich hier vestigende vreemdelingen. Tengevolge nu van den langdurigen oorlogstoestand tijdens de Fransche revolutie en het Napoleontische tijdvak verlieten veel vreemdelingen ons land in het bijzonder Amsterdam.. Het i'Beeeuwsche Amsterdam, dat d: 240.000 inwoners had, telde in 1815 slechts 180.000 zielen. Met dezen uittocht verloor Amsterdam een groot deel van haar relaties en van de onmisbare warenkennis.

Een tweede oorzaak van het verval lag in de volgende omstandigheid. Het tot dusverre

BESTEL

Orgaan vanhetßijksarbeidsbureau, den Rijksdienst voor de werkverruiming en den Nzderlandschen Werkloosheidsraad (Voortzetting van het Tijdschrift v. d. Nederlandschen Werkloosheidsraad, De Arbeidsmarkt en Werk en Steun.) Redactie: Dr. L. J. M. Beel, Anth. Folmer, Lr.R. A. Verwey eriMr. P. A. Helmstrijd, eindredacteur

Vaste mededewerkers: Ir. P.Boezaardt, A. J. A. C. van Delft, K. van Dijk, J. A. A. Hartland, Th. van Lier, M. A. van MUI,- Mr. H. J. Morren, G. van Overbeek, Mr. J. H. J. Schouten, Mr. Ph. H. M. Werner en Lr. J. Th. Westhojf.

Stukken voor de redactie aan den eindredacteur. Stationsstraat 28, Alphen aan den Rijn Administratie van abonnementen en advertenties b.d. uitgeverN. Samsomn.v. te Alphen aan den Rijn Abonnementsprijs f 3,go* per jaar fi- P-J>-