van de verhoudingen tusschen de vraag- en aanbodzijde van den arbeid in eiken bedrijfstak. Een dergelijk gegeven kan dan een goed uitgangspunt vormen voor het bestudeeren van allerlei facetten, verbonden aan het aan den arbeid brengen van de nog werkzoekende personen.

Resumeerende kan worden geconcludeerd, dat de bij de nieuwe organisatie nog overblijvende kwetsbare plek der arbeidsbemiddeling is gelegen in het winnen van het vertrouwen van werkgever en werknemer en dat het winnen van dat vertrouwen staat of valt met de vakkundigheid, tact en objectiviteit der vakbemiddelaars en met de activiteit, welke' aan den dag wordt gelegd, om door propagandabezoek de niet van de arbeidsbemiddeling gebruik makende werkgever tot andere gedachten te brengen. A. N. van Mill.

Bedenkt

c/e tft^encUn.q>

van Uw bijdragen, dat het in de bedoeling ligt ons blad geleidelijk vooraan in de maand te doen verschijnen.

Door bijzondere omstandigheden verschijnt dit nummer later dan wenschelijk is.

Om dit in te halen zullen tusschen dit nummer en het volgende geen vier weken verloopen.

Als verschijndatum voor de volgende aflevering is daarom 5 Mei vastgesteld.

Zendt dus Uw bijdragen zoo spoedig mogelijk in. De termijn van inzending sluit 30 April en hiervan kan slechts orh zeer bijzondere redenen worden afgeweken.

Voor wat betreft het voorlichtingsorgaan is het adres der redactie: Voorlichtingsdienst van het Departement van Sociale Zaken, Raamweg 90, ’s-Gravenhage.

Menschen en Moeilijkheden

Een goede gedachte is het ongetwijfeld geweest naast en toch weer verbonden met het maandschrift Arbeidsbestel, een voorlichtingsorgaan te laten verschijnen, waarin het leven en streven van het Rijksarbeidsbureau en den Rijksdienst voor de Werkverruiming zal kunnen worden weergegeven.

Het voorlichtingsorgaan zal dus niet slechts bevatten pennevruchten van ambtenaren van het Rijksarbeidsbureau, doch ook collega’s van den Rijksdienst voor de Werkverruiming hebben gelegenheid ons hun ervaringen onder de oogen te brengén. Deze ervaringen zullen ons niet altijd onbekend zijn, doch zullen dan toch meestal van een andere zijde worden belicht.

Er zal zoo kunnen komen een uitwisseling van gedachten, die, naar wij mogen hopen, zal bijdragen tot een vruchtdragende samenwerking van beide instanties, welke niet te innig kan zijn.

Bepalen wij ons voor het eerste nummer van ons voorlichtingsorgaan tot een beschouwing van den voor den arbeidsbemiddelaar dagelijks voorkomende taak, n.l. het vastleggen van zijn indruk omtrent een ingeschreven werkzoekende. (A-socialen vallen buiten deze beschouwing.) Hij moet hier dus menschen beoordeelen. Hoe moeilijk dit is, moet men maar eens vragen aan hen, die veel personeel moeten aannemen. Bij een eerste inschrijving is het eigenlijk niet meer dan een momentopname, die door allerlei omstandigheden beïnvloed kan zijn. En toch wordt dit gegeven vastgelegd op de stamkaart en wordt de werkzoekende als werkkracht bepaald, zij het ook, dat nadere inlichtingen worden ingewonnen en, in de toekomst,

ook een psychotechnisch onderzoek nog wel meer aanwijzingen zal kunnen geven. Dit zijn belangrijke hulpmiddelen. Echter de persoonlijke indruk zal toch altijd van groote waarde blijven, want ook de bemiddelaar zal weer uitmaken in hoeverre hij een ingeschrevene voor een bepaalde betrekking geschikt acht.

Met veel zorg zal deze beoordeeling dan ook moeten geschieden en steeds weer moet men er van doordrongen zijn, dat bij de inschrijving de basis voor de arbeidsbemiddeling wordt gelegd.

Bepaalde richtlijnen zijn moeilijk te geven. Voor het eene beroep is van belang op postuur te letten, voor een ander moet meer aandacht aan het voorkomen besteed worden. Maar bovenal moet men trachten de karaktereigenschappen van den persoon te leeren kennen. Dit is uitermate moeilijk maar heel veel zal het dan afhangen van de wijze, waarop men met de menschen omgaat, met hen spreekt.

In dit opzicht zal het stellig kunnen gebeuren, dat uit een later te voeren gesprek en uit het gedrag van den ingeschrevene de aanvankelijk gevestigde meening zal blijken niet juist te zijn. In een dergelijk geval moet de bemiddelaar niet schromen zijn meening te wijzigen.

Hij moet er mede rekening houden, dat de menschen prikkelbaar worden en tijdelijk uit het lood geslagen kunnen zijn. Het lukt toch dikwijls als bij tooverslag „een onverschilligen bonk” tot een normaal mensch te veranderen.

Nog kort geleden deed zich een geval bij het Gewestelijk Arbeidsbureau alhier voor, dat iemand zich voordeed alsof hij nergens meer voor deugde. Na