De aan het woord!

De kok-beheerders van den Rijksdienst voor de Werkverruiming blijken een zeer verheugende belangstelling voor het Voorlichtingsorgaan aan den dag te leggen. Deze kwam tot uiting in verschillende brieven, waarvan wij er enkele hier afdrukken. Johan Falke, kok-beheerder van het rijkskamp D te Venray schrijft:

Ongeveer drie jaar geleden kregen wij bezoek van een controleur, die ons vertelde, dat het hem altijd een genoegen was bij een bepaalden collega te gaan controleeren, want aldus de controleur dat is zoo’n zonnige kerel!

Nu is het niet iedereen gegeven om altijd zonnig te zijn, maar wanneer zoo’n voorbeeld wordt gesteld, dan werkt dat toch altijd aanmoedigend.

Aanmoedigend voor ons was zeker ook de verschijning van het eerste nummer van het Voorlichtingsorgaan, waarbij wij meer in het bijzonder het daarin opgenomen ~Persoonlijk woord” op het oog hebben.

Met eenige collega’s tezamen de verschijning van dit blad besprekende, waren wij sterk onder den indruk, dat er van dit Voorlichtingsorgaan inderdaad iets ~zonnigs” uitgaat en wij willen dan ook van uit de Peel ons hartelijk welkom laten hooren.

Onze plaats als gérant bij den Rijksdienst (voedsel en logies verschaffen) stelt bepaalde eischen van taktiek en zelfbeheersching. Waar onze mannen bovendien dikwijls met al hun beslommeringen het eerst bij den kok-beheerder komen, voelen wij dagelijks dat aan onze sociale inzichten danige eischen worden gesteld en wat studie op dit gebied kunnen wij dan ook best gebruiken.

Is dit reeds noodig voor den omgang met onze menschen, ook voor ons zelf doen zich proble-

men voor, waarover wij gaarne voorlichting zullen ontvangen.

Onder ons koks treft men ware „genieën” aan (dit laatste in goed koksverband te verstaan), doch dat deze ook op administratief gebied zouden uitblinken, zouden wij niet direct durven beweren. Echter zij zijn er, doch zeer schaars!

Ook en vooral op dit gebied zal ieder welwillend collega gaarne deskundig advies ontvangen en wij hopen dat het Voorlichtingsorgaan ook in dit opzicht in een behoefte zal voorzien.

Vanuit het Peelgebied nogmaals ~Welkom en tot wederhooren!”

Tot zoover de heer Joh. Falke. Diens collega van het R. W. K. Venray E, de heer A. Vriens, voegt hieraan nog het volgende toe:

Met genoegen, wil ik, collega uit de Peel, aan den oproep van mijn Directie gevolg geven, om door medewerking aan ons voorlichtingsorgaan, de toekomst te verzekeren, die mijn Directie zich heeft voorgesteld.

Als inleiding voor deze zeer omvangrijke taak, daar de functie van kok-beheerder een verscheidenheid van ervaring met zich brengt, wil ik nu volstaan met de hoop uit te spreken, dat vele mijner collega’s een zelfde meening zijn toegedaan om door wederzijdsche gedachtenwisseling er toe te geraken, onze prestaties, (zulks tot nut van de aan ons toevertrouwde tewerkgestelden en ook voor ’t algemeen belang van onzen Dienst), tot ’t uiterste te kunnen opvoeren.

Met goed vertrouwen ga ik de toekomst tegemoet, wetende, dat juist door onderling begrijpen en samenwerken, ons werken en leven in de kampen veel mooier kan zijn.

En als derde in den bond een epistel van J. C. G. Korman, kok-beheerder R. W. K. Echten, die ons het volgende schrijft:

Een reuze idee en den initiatiefnemer mijn hulde. Vooral wij, als kok-beheerders, gevoelden behoefte aan zoo iets. Door de eenzaamheid waarin onze kampen liggen kwamen en komen wij met weinig menschen in aanraking en met collega’s zelden of nooit.

Wij hebben daarom onze moeilijkheden zelf op te lossen. Je kunt toch niet elk oogenblik aan de telefoon hangen en de inspectie opbellen met: ~die vraag wordt me gesteld, dat is er op ’t kamp gebeurd: Wat moet ik nu doen?”

Je hebt zelf een beslissing te nemen en dan moet je maar afwachten of de beslissing goed is.

Toen ik in 1939 als kok-beheerder werd aangenomen heerschte de meening in de werkverschaffing: Alleen de kok-beheerders met „haar op hun tanden” zijn geschikt voor hun functie koken is maar bijzaak.

Het gevolg was daar ik tanden heb zonder haar dat de toenmalige chef het eigenlijk niet met mij aandurfde en mij kok maakte op het kamp Sellingerbeetse.

Mijn meening echter was en is: dat iemand, zonder haar op de tanden te hebben, best de functie van kok-beheerder kan bekleeden.

Ten eerste is het gezegde: het hart van den mensch vind je door zijn maag, nog steeds van kracht.

Dus een eerste vereischte voor een kok-beheerder is het voedsel dat hem verstrekt wordt, zoo goed mogelijk te bereiden.

Verder moet hij veel . . . tact bezitten, want hij heeft het beheer over een aantal steeds ontevreden menschen.

Een kok-beheerder zonder veel