die uit toewijding zich in de practijk met de voorlichting bij beroepskeuze bezig hielden en door de practijk zichzelf hadden gevormd, begonnen, al doende, in toenemende mate in te zien, dat zij over theoretische opleiding in het vak behoorden te beschikken, om hun werk beter gefundeerd te kunnen verrichten.

De jaren na 1925 boekten vooruitgang op het terrein der vorming van voorlichters.

In Duitschland heeft het besluit van 12 Mei 1923, uitvloeisel der wet van i October 1922, die de voorlichting bij beroepskeuze aande arbeidsbeurzen verbond, op die vorming een stimuleerenden invloed uitgeoefend. Cursussen werden ingericht. Een plan voor opleiding werd opgesteld, berekend op een cursusduur van anderhalf jaar (Lehrplan für Berufsberater). Het omvatte o.a. analyse der beroepen, bedrijfshygiène, paedagogiek, psychologie, economie, practische vraagstukken op het gebied der voorlichting 1). Een cursus te Breslau in 1927 omvatte drie hoofdtakken (elk met vele onderdeelen): inleiding in de fundamenteele vraagstukken, psychologie en psychotechniek, beroepskeuzevoorlichting en practijk daarvan.

In België werden in 1925 de eerste cursussen (d.w.z. twee semesters) gegeven aan het Institut des Hautes Etudes te Brussel (theoretisch gedeelte omvattend: psychologie, toegepast bij de beroepskeuze-foorlichting, beroepsoriënteering in hare betrekkingen met het economisch milieu, bedrijfshygiène, arbeidsmarkt, plaatsing) en het Bureau van voorlichting voor Brussel en omgeving (voor de gelijktijdige practijk) . In Frankrijk heeft het Institut National de l’Orientation Pro-

’) Vgl. Bureau Int. du Travail. Les problèmes de rOriëntatie Professionnelle 1935. *) Vgl. Dr. Leo Coetsier. De Beroepsoriëntcering in België. Kortrijk 1940.

fessionnelle eerst vier jaren later, nl. in het cursusjaar 1929/1930, den eersten cursus ter vorming van voorlichters bij beroepskeuze georganiseerd. De cursussen bereiden voor op het verkrijgen van het diploma van cohseiller d’orientation (raadgever inzake beroepskeuze) en omvatte psysiologie, psychiatrie, psychologie, pédologie, economie, techniek der beroepen, organisatie en practijk der voorlichting, selectie en voorlichting.

Bekend is ook de arbeid tot vorming van adviseurs aan het Instituut J. J. Rousseau te Genève (een der oudste pogingen). :

len aanzien van ons eigen land mag men voor de ontwikkeling van het vraagstuk der vorming van veel waarde achten, dat in 1925 (28—29 December) Prof. Dr. F. Roek, als psycholoog praeadviseerend voor het nationaal congres voor Beroepskeuze te Amsterdam, zijn zienswijze omtrent de noodzakelijkheid der opleiding van beroepskeuze-adviseurs toelichtte (in een praeadvies over „Psychologie en Psychotechniek bij de beroepskeuze-voorlichting”). Hij achtte voor de voorlichters noodig (op het gebied der psychologie enz.): psychologische en psychotechnische opleiding, die algemeene, individueele en toegepaste psychologie (studie der persoonlijkheid, karakter, aanleg en neiging, constitutie en temperament, heriditeit enz.) zou moeten omvamen i). Voorts vindt men onder de postulata, die C. D. in 1926 opstelde aan het slot van een artikel in het Tijdschrift voor Zielkunde en Opvoedkunde (jg. 1926, blz. 97), het volgende vermeld: „Het komt er bij den momenteelen stand van het vraagstuk (der beroepskeuze-voorlichting) het meest op aan, den beroepsadviseur te

*) Vgl. Verslag van het Nationaal Congres voor Beroepskeuze, 28/29 December 1925 te Amsterdam, blz. 104

scholen. De 'school voor beroepskeuze is het hoofdpunt van ons program voor de toekomst.” Dit program k-wam echter niet tot uitvoering.

Prof. Roels en de heer Zegers namen met een aantal andere, in de praktijk der voorlichting gevormde, deskundigen in 1926 zitting in het Centraal Comité van Samenwerking in zake Voorlichting bij Beroepskeuze. Zoodra dit eraan toe was, zijn werkplan definitief vast te stellen (April 1929)) noemde het daarin als een der middelen tot bereiking van zijn doel de bevordering der opleiding tot voorlichter bij Beroepskeuze

De hanteering van dit middel bleef voorloopig achterwege. Andere nooden der voorlichting eischten alle aandacht; de storm der gemeentelijke bezuiniging ging na 1930 over haar woeden en teisterde haar vrij ernstig.

Toen midden in de crisisperiode (* 935) de bovengenoemde uitgave vanhet Bur. Int.duTravaiT) „Les problèmes de I’orientation professionnelle”, de uitspraak deed; „De nos jours les orienteurs ne sont plus seulement des ouvriers de la première heure, dévoués a la cause de la jeunesse et qui, dans leur travail, suivaient avant tout leur intuition; ce sont de plus en plus des gens de rhétier, des proffessionnels”, moge deze conclusie voor een aantal buitenlandsche bureaux geldigheid hebben bezeten (echter stellig lang niet voor alle), voor Nederland kon zij niet in hare volle uitgestrektheid worden aanvaard. Doch hierbij verlieze men niet uit het oog, dat eenige grootere bureaux in Nederland toen beschikten over uitnemende adviseurs, die zich zonder speciale vooropleiding in het vak in de praktijk hadden gevormd. Vermeldenswaard, doch geens-

o Het Werkplan is te vinden in: ~15 Jaren Centraal Comité van samenwerking in zake voorlichting bij Beroepskeuze, 192(>—1941; uitgave van het comité. •) Vgl. aldaar biz. 31.