zins is, dat zij yoor een overwegend deel uit de kringen van het onderwijs afkomstig waren Zoo bestond er dan ook nog overvloedig aanleiding voor het Centraal comité van samenwerking, om in zijn vergadering van 28 October 1939 eenstemmig de uitspraak te aanvaarden ~dat het steeds weer duidelijk is geworden, dat het stichten van nieuwe bureaux voor beroepskeuze en het blijven werken van reeds bestaande bureaux niet alleen belemmerd wordt door het ontbreken van de noodigé financieele medewerking, maar ook, en niet het minst, door het ontbreken van deskundige adviseurs bij beroepskeuze”.

~Een gezonde , voorlichting vraagt deskundige adviseurs; een zoo gewichtige en tevens delicate aangelegenheid kan niet ongestraft door dilettanten beoefend worden.” De juistheid dezer, met zooveel nadruk geponeerde, stelling van Dr. L. Coetsier zal wel niemand thans meer betwisten, al zij aanstonds hieraan toegevoegd, dat aan dilettantisme de Nederlandsche voorlichting bij Beroepskeuze in de grootere bureaux reeds lang was ontgroeid. Elk der drie in het centraal Comité samenwerkende nationale organisaties wilde slechts gezonde voorlichting door deskundig onderlegde adviseurs, die er echter nagenoeg •niet beschikbaar waren. En hierdoor hokte de beweging.

De hand aan den ploeg slaande, heeft het Centraal Comité daarop, in den winter 1940/1941, zijn eersten cursus voor opleiding tot candidaat-adviseur bij beroepskeuze gehouden. Het programma omvatte: Inleiding psychologie en psychotechniek:

*) Men denke aan mannen • als van Deth» Koning, Kool, van der Ploeg, Zegers, van Mever.

Vgl. Jaarverslag van het comit6overl939, •) De Beroepsoriënteering in België 1940, blz. 64.

wezen, ontwikkeling, organisatie der voorlichting bij beroepskeuze, betrekking tot de arbeidsbemiddeling. Het heeft daarmede een eersten bescheiden stap op den weg tot organisatie der vorming gezet. Het beoogde niet, een volledige opleiding al aanstonds in het leven te roepen, gelijkwaardig aan die, welke in België wordt gegeven aan het Institut des Hautes Etudes de Belgique te Brussel, het Laboratorium voor Experimenteele Zielkunde bij de Rijksuniversiteit te Gent en te Luik, maar wel zulk een voorbereiding, dat de diploma-bezitter kans kreeg, om, na een tijd van hospiteeren op een degelijk werkend bureau, en met ruime opgevatte verdere theoretische studie, zich tot een goed adviseur te kunnen ontwikkelen. Het adres over de inrichting der voorlichting bij Beroepskeuze van 21 Juli 1941 aan den waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken vermeldde dan ook uitdrukkelijk ~de voor de functie van adviseur aangewezen personen beginnen hunne eigenlijke taak niet, alvorens daarop grondig te zijn voorbereid”.

Hoever deze wintercursus van in totaal i 40 uren nog is verwijderd van de Belgische leergangen te Gent, blijkt wel uit het program, ter opleiding van beroepsadviseurs, dat in het eerste jaar omvat; Inleiding tot de algemeene physiologie (30 u.), zielkunde (60 u.), problemen der différentieele zielkunde (15 u.), methodes van het psychologisch onderzoek (30 u.), beginselen van statistiek (30 u.), inleiding tot de sociologie (30 u.), beginselen van de physische meetmethodes (30 u.), beroepskunde, algemeene en bijzondere beroepstypologie (45 u.), documen-

Vgl Arbeidsbestel, 1912, blz. 195. *) Het eerste jaar geldt voor hen, die zich voorbereiden tot de studie van beroepsadviseur en psychotechnicus; het tweede jaar speciaal voor toekomstige beroepsadviseurs.

tatie, opleidingswezen, inrichting en bescherming van arbeid en arbeider, objectieve voor-* waarden voor de beroepen (45 u.). Verder oefeningen en practische wenken over.de methodes, de beroepstudie (135 u.), practicum in de beroepskunde. In het tweede jaar komen dan o. a. het psychologisch onderzoek in verband met de beroepsoriënteering; vraagstukken uit de experimenteele zielkunde in verband met de beroepsoriënteering; psychopathologie van het kind en den adolescent in verband met de beroepsoriënteering; school en beroepsoriënteering; beroepspaedagogiek; inleiding tot de staatshuishoudkunde; de economische bedrijvigheid van België en Congo; organisatie en techniek der beroepsoriënteering (in totaal 225 uren); daarnaast practicum in de beroepsoriënteering (120 u.) en.documentatietechniek van den adviseur (30 u.). De aanstaande psychotechnici hebben in het tweede jaar een ander leerplan.

Nederland staat thans voor een gewichtige period? in de ontwikkeling der voorlichting bij beroepskeuze. Aan de gewestelijke arbeidsbureaux zullen afdeelingen van voorlichting worden opgericht en de leiding van het Rijksarbeidsbureau wil een veel grooter aantal jeugdigen van die voorlichting doen genieten. Voor de jeugdigen zelf in de eSrste plaats, maar niet minder voor het bedrijfsleven, voor de arbeidsproductiviteit, voor de maatschappij zal dit beteekenen een stap van niet onderschatten beteekenis. Hier geldt het, deskundige adviseurs, goed onderlegd, aan den arbeid te zetten, beschikkend althans over dege kennis der ontwikkelingsmogelijkheden van de beroepen, en uitermate geschikt, aanleg en intellect te beoordee-

Zie noot 2 tweede kolom.