2DE JRG.

Nr. 12 9

VOORUCHTINGSORGAAN

VAN'HEt. RIJKSARBEIDSBUREAÜ EN DEN RIJKSDIENST VOOR DE WERKVERRUIMING

BIJLA.GE VAN-ARBEIDSBESTEL^

Verschijnt maandelijks

NIEUWE AANWINST

T . i ewerkstelling vanonvolwaardige arbeidskrachten! De term heeft, geheel onbedoeld, toch iets terugstootends, daar zij degenen, op wie zij wordt toegepast, in bepaald opzicht tot minderwaardigen stempelt. Geen mensch wordt gaarne aan zijn tekortkomingen herinnerd en, psychologisch beschouwd, is het ook een- onjuiste methode om iemand, die men wil verbeteren, een benaming te geven, die zijn onvolkomenheid vastlegt. Dan is er nog het feit, dat lichamelijk onvolwaardigen dikwdjls uitstekenden arbeid kunnen verrichten. Men heeft nu wel getracht hieraan een mouw te passen door een gesplitste definitie, waarbij men degenen, die een gebrek hebben, als ~onvolwaardigen” aanduidt, hetgeen de arbeidsgeschiktheid dan in het midden laat, terwijl lieden, die, door wat voor oorzaak dan ook, niet voor eenigen volwaardigen arbeid geschikt zijn, „onvolwaardige arbeidskrachten” worden genoemd. Veel liever dan dit vasthouden aan het element der onvolwaardigheid is ons echter de sedert eenigen tijd bij het Rijksarbeidsbureau ingevoerde benaming ~bijzondere bemid-

deling” als aanduiding voor de tewerkstelling van moeilijk plaatsbaren. Hiermede is het begrip verruimd tot de bcmiddeling van allen, die door eenige oorzaak moeilijk plaatsbaar blijken te zijn, ook zonder dat men bepaaldelijk van onvolwaardigheid zou kunnen spreken. Dit laatste is inderdaad van bijzonder belang. Men mag immers als vaststaande aannemen, dat een belangrijk percentage van het werkloozenleger van weleer tot deze categorie der ~moeilijk plaatsbaren” behoorde, die alsmaar in de 'werkloozenstatistiek bleven prijken, ofschoon zij hun lediggang vaak minder aan het euvel der werkloosheid dan aan hun moeilijke plaatsbaarheid hadden te wijten. Ook thans zijn er nog wel van zulke elementen, al heeft de schaarschte aan arbeidskrachten dit probleem goeddeels opgelost. Evenwel lijkt het alleszins waarschijnlijk, dat, na den oorlog, deze groep wederom belangrijk zal toenemen.

Aan de in het voorjaar bij het Rijksarbeidsbureau ingestelde afdeeling ~Bijzondere Bemiddeling” wacht dan ook ongetwijfeld een alleszins belangrijke taak. Vandaar, dat wij in dit

nummer van ons „Voorlichtingsorgaan” bij dezen nieuwen tak van dienst gaarne eens wat nader blijven stilstaan,

In een telex-rondschrijven van 5 Mei 1943 werd aan de afdeeling Bijzondere Bemiddeling het navolgende beginselprogram mede gegeven: *

~De arbeidsbemiddeling van moeilijk te plaatsen personen verdient hoe langer hoe meer de aandacht. Niet alleen omdat het uit economisch oogpunt van belang is, dat ieder, die kan werken, in den arbeid wordt gebracht, doch vooral ook, omdat zij, die, om welke reden dan ook, geacht kunnen worden geen volledige prestatie te kunnen leveren, veelal door werkloosheid in een moreel en sociaal gedrukte positie verkeeren, waardoor zij veel levensvreugde missen. Met het oog op de noodzakelijkheid om voor deze categorie van personen een passende werkgelegenheid te vinden, is het noodzakelijk, dat bij elk G.A.B. een afdeeling Bijzondere Bemiddeling aanwezig is. De leider van deze afdeeling heeft tot taak alles te doen om de aan zijn afdeeling toevertrouwde