hoeften aan haven- en industrieterreinen met zich brengt.

Het eerste slachtoffer bij de achtereenvolgende annexaties is de gemeente Katendrecht. In 1886 komt de vereeniging met Delfshaven tot stand, waarna in 1895 Chailois en Kralingen onder Rotterdamsch bestuur worden gebracht. Spoedig daarop maakt men een aanvang met den aanleg van de Maashaven, welke in 1905 gereed is gekomen. Tengevolge van den bevolkingsaanwas werd, naast de behoefte aan een uitbreiding van de haven- en industrieterreinen, ook stadsuitbreiding zeer noodzakelijk geacht. Terwijl de gemeente Rotterdam bij de verzorging van de havenkwartieren niet op de kosten lette, werden de woonwijken overgelaten aan het particulier initiatief. Het gevolg is geweest, dat deze wijken een naargeestig en somber karakter verkregen.

Eerst omstreeks 1920 breekt op het gebied van de volkshuisvesting een nieuwe koers baan. Hiermede loopen wij echter vooruit op de geschiedenis der havenontwikkeling.

Wat dit betreft moet allereerst de aanleg van de Waalhaven worden genoemd, die in 1908 werd voltooid.

Na een kleine grenswijziging met Schiedam in 1909 vindt in 1914 een zeer belangrijke annexatie plaats, namelijk die van Hoek van Holland. De oorzaak van deze annexatie was gelegen in de exploitatie van de gronden langs den Nieuwen Waterweg, in welke exploitatie Rotterdam medezeggenschap wenschte, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de concurrentie van andere gemeentelijke en particuliere havens.

Na den terugslag gedurende den wereldoorlog ontstond in de twintiger jaren een ongekende bedrijvigheid. De haven van Rotterdam streefde die van Ham-

burg en Antwerpen naar de kroon. Het grondgebied, verkregen tengevolge van de annexatie van Pernis en Hoogvliet in Mei 1934, diende ter uitvoering van een nieuw en grootscheepsch plan voor havenuitbreiding, waarvan de uitvoering inmiddels voor een deel is verwezenlijkt. Aan de Westzijde van het eiland IJsselmonde werd namelijk de Petroleumhaven aangelegd met een oppervlakte van 60 H.A. en een diepte van 10 meter beneden laag water. Met den aanleg van een geprojecteerde Rijnvaarthaven met een oppervlakte van 200 H.A. is men tot heden nog niet begonnen. De behoefte aan terreinen voor havenaanleg was met de annexatie van 1934 ruimschoots bevredigd, hetgeen met de behoefte aan industrieterreinen niet het geval was. Hieraan nu werd tegemoet gekomen door de annexatie van een gedeelte der gemeente Overschie op I Mei 1940. De nieuwe fabriek van de Erven Wed. J. van Nelle verhuisde daardoor van Overschie naar Rotterdam.

Dertien dagen later werd de stadskern van Rotterdam algeheel verwoest, zoodat dringend nieuwe vestigingsruimte gevonden moest worden. Hiertoe heeft in 1940 de Stichting Havenbelangen het initiatief genomen door aan den Sluisjesdijk te Charlois werkplaatsjes te bouwen. In het Zomerhofkwartier hadden reeds vele bedrijfjes zich gevestigd. Hier werden op de oude fundeeringen noodgebouwtjes opgetrokken, welke na tien jaar moeten verdwijnen. In 1942 zijn deze ruimten in gebruik genomen. In aanbouw is nog een groot pand aan den Oostzeedijk.

Het gebrek kan vestigingsruimte maakte echter nieuwe annexatie noodzakelijk. Deze vond plaats op i Augustus 1941: geannexeerd werden o. a. de randgemeenten Overschie, Schiebroek, Hillegersberg, IJsselmon-

de, hetgeen de mogelijkheid schiep tot berging van i 850.000 inwoners. Met de annexaties van 1934 en 1941 heeft Rotterdam nog niet geheel het gebied verkregen, dat het in 1929 wenschte. Schiedam en Vlaardingen ontbreken er nog aan. De landhonger van Rotterdam schijnt onverzadiglijk, maar de heeren Versnel en Kleinbloesem kunnen met de hand op het hart verklaren, dat deze geenszins buitensporig is. Bij de plannen voor den aanleg van een industriegebied in den Spaanschen polder blijkt de grens met Schiedam weer moeilijkheden op te leveren.

Over de in 1941 geannexeerde gebieden valt nog het volgende op te merken: Overschie is vanouds bekend om zijn veestapel, die met de spoeling van de Schiedamsche branderijen wordt gemest. Ook zijn er belangrijke industrieele bedrijven op het gebied van voedings- en genotmiddelen, chemische industrie, houtindustrie en metaalnijverheid. Ook in Schiebroek is de veeteelt de belangrijkste welvaartsbron. Overigens vindt men er voornamelijk verzorgende bedrijven, daar Schiebroek in sterke mate de woonplaats was voor forensen, die in Rotterdam hun werkkring hadden. Hillegersberg is eveneens een forensengemeente, maar er zijn toch ook belangrijke industrieele bedrijven gevestigd. Voornamelijk vindt men er verzorgende bedrijven, en buiten de bebouwde kom veeteelt, tuinbouw en eenige bloemisterijen. IJsselmonde, grenzende aan Rotterdam-Zuid, draagt een voornamelijk industrieel karakter. Daarnaast worden er landbouw en veeteelt beoefend. De laatste levert vooral aan de Rotterdamsche zuivelfabrieken.

In Rotterdam zelf is de belangrijkste bedrijfstak de handel. Daarop volgt het verkeerswezen