was tot dusver weinig sprake van verzekering tegen werklooskeid. Alleen bestonden in de kleedingindustrie enkele kleine plaatselyke kassen, o.a. te Utrecht en Tilburg. Thans echter komt ook hierin belangrijke vooruitgang; eenige centrale bonden van werknemers in den landbouw en eveneens in de kleedingindustrie, met belangrijke aantallen leden, besloten tot de oprichting van landelijke kassen voor de verzekering tegen werkloosheid, en men mag verwachten, dat deze kassen binnen niet langen tijd in het bezit van Overheidssubsidie zullen worden gesteld.

Vergadêring met gemeente- en Icasbesturen in zake vierJdootheidsverzekering. Te Utrecht is in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, onder voorzitterschap van den directeur van den dienst der Werkloosheidsverzekering een bijeenkomst gehouden ter bespreking van eenige zaken de werkloosheidsverzekering betreffende. Naar de bijeenkomst hadden 183 gemeentebesturen, 30 vereenigingen met centrale en 3 vereenigingen met plaatselijke werkloozenkassen afgevaardigden gezonden.

Voorts waren afgevaardigden aanwezig van de commissie van Advies voor de Werkloosheidsverzekering, de Vereeniging van Gemeentelijke Werkloosheidsfondsen, het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, het Nationaal Arbeidssecretariaat en het Centraal Bureau voor Statistiek.

De voorzitter gaf als inleiding een overzicht van den huidigen stand der werkloosheidsverzekering en noemde het een verbiedend versche’nsel, dat van de ruim 1400 gemeenten in ons land reeds 530, het overgroote deel der bevolking vertegenwoordigende, vrijwillig tot de subsidieregeling (Werkloosheidbesluit 1917) waren toegetreden.

Hij wees er echter op, dat het noodzakelyk zal zyn zoodanige maatregelen te treffen, dat (en vooral ook met het oog op de ontwikkeling der verzekering in den landbouw) een nog veel grooter aantal gemeenten, subsidieert. Hij gaf vervolgens het woord aan den heer I. G. Keesing, referendaris bij den Dienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling ter inleiding van de eerste zes punten der agenda, n.l.

1“. De inrichting van de plaatselijke administratie der werkloozenkassen.

2°. Het regelmatig en duidelyk bij houden van de sub 1 bedoelde administratie.

3°. De toezending aan de gemeentenbesturen van reglementen.

4°. De behandeling der witte z.g. individueele kaarten.

s°. De plaatselijke, door de werkloozenkassen uitgeoefende, contróle, de plaats der aanmelding.

6°. De plaatselijke wijze van boeking der bijdragen, ook voor zoover de leden in verschillende gemeenten wonen.

Spreker vond hierbij gelegenheid er op te wijzen, dat de opgedane ervaring heeft geleerd, dat de hoofd- en afdeelings-