zullen wenden, geen verontrustende afmetingen zal aannemen.

Hetzij de gedemobiliseerde arbeiders zich reeds tevoren van een betrekking verzekerd hebben, hetzij zij geen vertrouwen hebben gehad in de organisatie van de bemiddeling, ongeveer 400.000 hebben niet het verlangen te kennen gegeven, dat men zich met hun plaatsing zou bemoeien.

Zekere demobilisatiebureau’s geven zelfs een buitengewoon klein aantal werkzoekenden aan. Een van deze heeft de volgende cijfers overgelegd ; Op 4.502, totaal aantal ontvangen kaarten, roepen slechts 146 de hulp van de Departementale Arbeidsbeurs in.

Dit is mede een gevolg daarvan, meent de schrijver, dat de demobilisatie nog op verre na niet haar beslag g kregen heeft; alleen de ~oudere lichtingen” zijn naar huis gezonden, vooral ten behoeve van den landbouw. Daaronder zijn trouwens een groot aantal mannen die het werk dat zij voor den oorlog hadden, weder hebben kunnen opnemen.

Niemand zou op dit oogenblik kunnen zeggen wat de gevolgen zullen zijn van de demobilisatie der jonge lichtingen welke elementen bevatten, die niet voor de industrie bestemd waren, waaronder er zijn die sedert zeven jaar de wapenen dragen.

In geheel Erankrijk heeft een enquête plaats gehad door het Ministerie van Arbeid ten einde het aantal arbeiders en arbeidsters te bepalen dat vóór den wapenstilstand in de oorlogsindustrie werkzaam waren en thans in dezelfde fabrieken arbeiden, welke weer voor de vredesindustrieën werken. Hoewel deze enquête nog niet geëindigd is, zijn wij toch in staat om eenige gegevens te publiceeren over Parijs : 119 inrichtingen, welke vóór den wapenstilstand voor den oorlog werkten verschaften werk aan 65.237 mannen en 31.565 vrouwen. Deze zelfde fabrieken geven thans werk in de vredesbedrijven aan 46.216 mannen, dus 19.021 minder, en 14.968 vrouwen, dus 16.597 minder dan vóór den wapenstilstand.

In het geheele land werd vóór den wapenstilstand door 380 aan het onderzoek onderworpen inrichtingen aan 119.756 mannen en 56.180 vrouwen in de oorlogsindustrie werk gegeven, doch deze geven thans in de vredesindustrie slechts aan 84.849 mannen en 26.236 vrouwen werk, zijnde aan resp. 63.576 en 58.613 minder.

Het schijnt dus dat de werklóOsheid móet verklaard wórden zóówel dóor de eigenlijk gezegde demóbüisatie als dóór de industrieele óvergangsmaatregelen welke deze noódzakelijk na zich móet sleepen.

Tóch blijkt niet uit de cijfers, welke óp de steunverleening betrekking hebben, dat de werklóósheid zóo acuut is. Eind Januari bedreeg het aantal werklóózen van Parijs tótaal 22.752, waarvan 7.749 mannen en 15.003 vrouwen.

De vakken, waarin het meest werkloosheid voorkwam waren : het kleedermakersbedrijf met 4.643 werklóózen (589 mannen.