Dk spooewegstakikg bn werkloozenondeesteunikg. Met het oog op de werkloosheid op groote schaal, welke zeker van een langeren duur der spoorwegstaking het gevolg zou zyn geweest, werd 30 September, vier dagen na het begin der staking, een noodsteunregeling aangekondigd. Volgens deze regeling zou de steun door de werkgevers aan hun eigen door de staking getroffen werklieden worden uitgekeerd. Dit was noodig daar de arbeidsbeurzen onmogelijk aan het verwachte aantal steunaanvragen zouden kunnen voldoen. Met uitzondering van de oud-militairen, wier uitkeering onveranderd bleef, waren de steunbedragen voor na het begin van de staking werkloos geworden burgers aldus vastgesteld:

Gehuwde mannen en weduwnaars met een of meer kinderen beneden de 15 25 s. p. week

Ongehuwde mannen of weduwnaars zonder kinderen beneden de 15 15 s. p. week

Vrouwen 12 s. p. week

Jongens tusschen 15 en 18 7/6 s. p. week

Meisjes tusschen 15 en 18 6 s. p. week

Arbeiders, die met de stakers werden gelijkgesteld omdat zy of in dezelfde werkplaatsen arbeidden of leden waren van organisaties, welke aan de staking actief steun verleenden, werden van den steun uitgesloten overeenkomstig de beginselen, neergelegd in de wettelijke verzekering tegen de werkloosheid, welke beginselen mede op de steunregeling van toepassing zijn. Ook hierbij werd de voorwaarde gesteld, dat de arbeider niet geslaagd moest zijn in zijn poging gassend werkte vinden,bijv. bij de distributie van voedingsmiddelen of brandstoffen. Bij de spoorwegen zou hij echter geen werk behoeven, ja zelfs niet mogen hebben gezocht. De gewone regel, dat over de eerste drie werklooze dagen geen uitkeering wordt verstrekt en andere regels betreffende de uitbetaling van steun werden eveneens op deze noodregeling toepasselijk verklaard. Wegens de beëindiging der staking hield de noodregeling 15 October op te functioneei’en, voor welke den volgenden dag weder de gewone regeling in de plaats trad.

Afbohafpiug weekloozenuitkeebing vooe buegees. Tn het Lagerhuis is «en levendig debat gevoerd naar aanleiding van het besluit van de regeering om de werkloozenuitkeering aan burgers 21 November te doen eindigen. Echter zal de uitkeering voor hen, die in legerdienst zijn geweest, hetzij mannen of vrouwen, tot 31 Maart 1920, hoewel verminderd, blijven bestaan.

Reeds begin 1918 werd in een rapport van het Civil war Werkers Committee van het Reconstructie-departement .verklaard, dat de Minister van Arbeid voorstellen behoorde voor te bereiden voor een algemeene werkloosheidsverzekering. (Zie bl. 441, afl. VI, jg. ’l9). Echter eerst in het laatst van het jaar, even vóór den wapenstilstand, werd door een subcommissie