naren zooals wij ze kennen bij het reolasseeringswerk en bij vereenigingen voor maatschappelijk werk van .verschillenden aard. Misschien zal dit alleen bij enkele grootere arbeidsbeurzen zoo kunnen worden ingericht; bij kleinere zou dan in aanmerking kunnen komen, dat zij aanraking zochten met vereenigingen of particuhere personen, als waarover ik al eenige malen sprak, zóó dat beiderzijdsche kennis, ervaring en toerusting elkander aanvullend ten dienste stonden.

Men kan zich hier nog verder perspectieven denken. Ik denk b.v. aan meer persoonlijke zorg in een of anderen vorm van patronaat, zooals b.v. de Engelsche Mental Dëficiency Act kent voor ~defeetives”, waaronder zij verstaat idioten, imbecillen, zwakzinnigen en moreel defecten (hoewel deze wet, die op personen tot 21 jarigen leeftijd betrekking heeft, niet uitdrukkelijk arbeidsbemiddehng als doel noemt), of zooals we het bij ons kennen in het reclasseeringswerk, een of andere vorm, waarin een persoon in opdracht van de arbeidsbeurs in voortdurende aanraking met den arbeider blijven zou en over dezen eenig gezag hebben.

Ik denk aan werk, vooral ten bate van vagebundeerenden, zooals in Duitscbland reeds vele jaren geleden door v. Bodel-SCHWING werd georganiseerd (men zie Arbeitslosen-Elend und Notstandsarbeiten; Ausg. F. E. Perthes, Gotha, 1909). Zich aansluitend aan een georganiseerd verband van geheelonthouders herbergen ~Zur gutes Heimat”, bedoelt dit werk, deze landloopers, zoodra ze zich aanmelden werk te geven, waarmee zij hun verblijfkosten goed maken en ze verder niet meer los te laten, maar te dirigeeren naar landkoloniën, waar ze meer blijvend werk vinden en voor terugkeer in de maatschappij worden geschikt gemaakt. Ik noem slechts een paar voorbeelden; er zijn nog zoo vele mogelijkheden.

Maar ik wijs ten slotte op een voorwaarde voor bet welslagen der arbeidsbemiddeling voor minder gesobikten. Het is deze dat werkgevers en arbeiders be de bereid zijn hierin mee te werken en de gedachte te aanvaarden, dat bet bier geldt, hulp te verleenen aan menscben voor wie bet leven in dit opzicht moeielijker is dan voor anderen. Men moet willen helpen en daarvoor wat willen opofferen. Aan de zijde der werkgevers wil dit zeggen, niet van den invalide willen profiteeren, daarbij hem en misschien wel zich zelf wijsmakend, dat men hem eigenlijk nog een weldaad bewijst. De invalide moet zeker krijgen wat bij waard is, liefst wat meer, vooral in die gevallen, waarover ik uitvoeriger sprak, maar de kans bestaat, dat de invaliditeit voorbijgaand zal zijn.

De bezwaren, welker ernst ik (blz. 476) erkende, verbonden aan dat helpen van den man om bet hoogste te bereiken wat voor hem nog bereikbaar is, moeten worden aanvaard.

Maar aan den anderen kant moet in den gedachtengang