dit geschieden in min of meer beschouwende artikelen, deels naar aanleiding van practische regelingen, die zich bij de inrichting van voorlichtingsdiensten zullen voordoen.

Ben geheel andere serie van vragen is die over het verband der voorlichting met bestaande arbeidsgelegenheden, met de eischen van beroepen en bedrijven en de voorwaarden er in te worden opgenomen.

Hierbij komen ook economische kwesties ter sprake. Ten eerste de economische waarde der voorlichting zelve, haar invloed ten opzichte van onderwijsverbetering, uitbreiding van onderwijsgelegenheden, leerlingwezen, enz. Ten tweede het aanleggen van beroepsarchieven en locale lijsten van plaatsen in beroepen of bedrijven met gelegenheid tot practische scholing. Ten derde haar invloed op de behandeling van jonge arbeidskrachten in de practijk, de mogelijkheid, dat de voorlichting zich ook gaat uitstrekken tot voorlichting aan beroepen en bedrijven om haar inrichting te doen beantwoorden aan het geestelijk en lichamelijk welzijn der jeugdige arbeidskrachten.

Hiermede hebben wij al zoo eenigszins het opvoedkundig en wetenschappelijk terrein der voorlichting betreden.

Hoe moet uit een oogpunt van maatschappely ke opvoeding de voorlichting bij beroepskeuze worden ingericht?

Hoe moet men aan de gegerens omtrent de aanvragers komen ? Moet men zich te vreden stellen met inlichtingen of de wetenschap te hulp roepen?

Welke hulpwetenschappen bestaan er voor en in hoeverre hebben zij reeds heden practische waarde?

Bij het inwinnen van inlichtingen komt het verband ter sprake tusschen de school en den voorlichtingsdienst en tusschen de ouders en dezen dienst. Vooral het verband met de school is een zaak, die zelf weer tot veel vragen aanleiding geeft. In hoeverre moet de school zelf een taak in deze vervullen, moeten er ouderavonden en leerlingbijeenkomsten georganiseerd worden, enz enz?

Dan komt verder de groote zaak van het lichamelijk en geneeskundig onderzoek aan de orde. Hoe moet dit worden ingericht in groote steden en op kleine plaatsen?

Bij de behandeling der hulpwetenschappen komt men voor de vraag te staan of de individueele zielkunde ons reeds resultaten kan leveren, waaraan men eenig houvast heeft. Verder wat de psycho-techniek ons kan leeren van de psychologische eischen die de beroepen en bedrijven aan hun beoefenaars stellen en aan de andere zijde omtrent den aanleg, de vaardigheden van lichaam en geest dergenen, die zich om advies aanmelden. Ook de wetenschap der beroepskunde als grondslag van plaatselijke of algemeene beroepsarchieven vraagt onze aandacht.

Ziedaar in vogelvlucht een zij het dan ook uiterst opperwlakkige verkenning van het terrein.