bedrijven in ons land moeten exporteeren die reeds leelijk en déconfiture is, zal daardoor in nog ongunstiger conditie komen en zal vragen om uitvoerpremies. Van het eene kwaad komt men zoo in het andere.

De inleider stelde als eisch, dat de Regeeringsmaatregelen zouden wisselen met den koers van den dag. Wie zich herinnert, hoe het met de Regeeringsmaatregelen tijdens den oorlog is gegaan, zal aanstonds toegeven dat die eisch niet zal kunnen worden vervuld.

Men bedoelt een tijdelijken maatregel, voor den duur van de crisis, maar welke moeilijkheden zouden er niet verbonden zijn aan het intrekken van deze rechten en premies !

Hoe meer men deze zaak bekijkt, des te meer wordt men bevestigd in de meening, dat het voor de overheid onmogelijk is, door invoerverboden, invoerrechten en uitvoerpremies iets goeds te bereiken, waarmede niet een veel grooter kwaad gepaard gaat.

De heer Kruithof is het eens met den heer van den Tempel dat de conclusies van den inleider vrijwel negatief zijn. Met name in de conclusies VII en VIII laat prof. Bruins zich ten slotte zeer gereserveerd uit. Nu gevraagd wordt om afweermaatregelen is het dus geboden, het onderzoek, bedoeld in conclusie V, met den meesten spoed in te stellen.

Spr. verzoekt den inleider voorts, mede te deelen hoe deze zich de inperking van overheidsuitgaven voor stelt.

De heer J. A. Donker brengt onder de aandacht, dat de sigarenindustrie lijdt onder een ernstige en steeds toenemende werkloosheid. Hij meent, dat een invoerrecht in dit geval ernstig in overweging moet worden genomen. Het arbeidsloon per 1000 sigaren bedraagt in Duitschland 75 Mark, in Nederland /18 tot / 22. Honderdduizenden sigaren worden dan ook uit Duitschland ingevoerd. Bovendien heeft Duitschland een crediet van Nederland ontvangen. De R. K. Vereeniging van Sigarenfabrikanten heeft zich dan ook tot den Minister van Landbouw gewend met de vraag, of uit dit crediet grondstoffen zouden worden betaald voor Duitschland. Hij zou dit zeer schadelijk achten. Of verlenging van den arbeidstijd een geneesmiddel kan zijn, is zeer de vraag. Spr. kan tot lof van zijn arbeiders zeggen, dat zij acht uur per dag ingespannen arbeiden. Hij wenscht ernstig overwogen te zien, al durft hij het niet aan te bevelen, of niet voor zijn vak bij wijze van uitzondering een invoerrecht kan worden geheven.

Prof. Bruins merkt op, ter verduidelijking van hetgeen hij te dien aanzien in eersten termijn gezegd heeft, dat weinig mnden tijdens den oorlog zooveel internationale inkomensbronnen hebben gehad als Nederland. Was men nu even