aantal veel gi’ooter, dan de hiervoren genoemde wier financiën door het huidige stelsel niet gebaat maar geschaad worden, gemeenten waar öf weinig werkloosheid voorkomt, óf voorkomende werkloosheid gemakkelijk te bestrijden is.

Deze gemeenten moeten allen bijdragen voor de werkloosheid over het geheele land, want daarop zijn de contributies berekend; en gesteld nu eens dat op andere plaatsen, bijv. in de grootere gemeenten eene doeltreffende contróle op de werk-Joozen ontbreekt, waardoor de kosten onnoodig hoog worden, dan moeten die eerstgenoemde gemeenten toch gelijkelijk bijdragen in die onnoodig hooge uitgaven der werkloosheidsverzekering zonder daarop eenigen invloed te kunnen uitoefenen.

Dit bezwaar, of liever deze fout in het huidige stelsel acht ik zoo groot, dat m.i. eene wijziging niet mag uitblijven.

De gemeenten hebben wel toezicht op de contróle over de werkloozen, maar geldelijk belang bij eene goede contróle is er niet, of zeer indirect.

De eene gemeente zal trachten voor haar werkloozen zoo spoedig mogelijk werk te vinden, een andere zal ze rustig laten trekken van de kassen, de kosten der verzekering worden er voor haar niet lager of hooger door.

Hier zal eene goede contróle op de werkloozen de uitkeeringen zooveel mogelijk beperken, ginds ziet men veel door de vingers, financieel maakt het voor die gemeenten geen verschil.

Dit stelsel kan niet goed werken, het belang der gemeenten bij de werkloosheidsverzekering moet weder hersteld worden!

In dit stelsel toeslag op de contributies kwam het mij voor, en dat heb ik ook bepleit in de commissie in de vierde alinea vermeld, dat alle kosten der verzekering door het Rijk moesten gedragen worden, maar al erkenden de tegenstanders dat vele van bovengenoemde bezwaren daarmede zouden opgeheven worden, toch was er zoo’n sterke aandrang om de gemeenten bij de werkloosheidsverzekering niet uit te schakelen, dat de voorstanders der uitsluitende Rijksregeling verre in de minderheid bleven.

Terugkeer tot het. Gentsche stelsel is echter niet de weg, dien ik zou willen bewandelen.

Ik meen, dat eene andere oplossing mogelijk is, waardoor de Rijkssteun tot zijn i’echt kan komen, en daarnaast eene gemeentelijke steun, die meer in overeenstemming is met het gemeentelijk belang.

Het Rijk blijve de werkloozenkassen steunen op dezelfde wijze als thans geschiedt door toeslag op de contributies; laten daarnaast de gemeenten toeslagen geven op de uitkeeringen.

Administratief geloof ik niet, dat hieraan moeilykheden verbonden zullen zyn. In een opzicht is er zelfs vereen voudiging, daar de verrekening tusschen Eyk en gemeenten vervalt.

Een voorbeeld moge dit verduidelgken.