arbeidsbeurs en van die gelegenheid gebruik maken om hun hart en woede tegen de ambtenaren, die tenslotte van alles de schuld krijgen, te luchten.

Op den duur moet dat slecht werken op de ontwikkeling van een arbeidsbeurs en vooral voor de bemiddeling die nog goeddeels georganiseerd moet worden. „Het is met onwillige honden slecht hazen vangen”, zegt een spreekwoord. Zoo is ’t ook buitengewoon moeilijk voor een arbeidsbeurs, de arbeidsbemiddeling te organiseeren, in vakken welker beoefenaren voor een belangrijk deel zoo tegen haar zijn ingenomen.

In tijden van groote werkloosheid is het nadeel, berokkend aan de werking der arbeidsbeurs door de verplichte inschrijving, buitendien niet gering, doordat door de groote massa inschrijvingen en afstempelingen de ambtenaren te veel afgehouden worden van het eigenlijke bemiddelingswerk in vakken waar wel bemiddeld wordt. Vooral daarom mag dit nadeel niet onderschat worden, omdat de meeste arbeidsbeurzen, voorzoover onze inlichtingen strekten, moeten werken met een te beperkt aantal ambtenaren. Voor sociale instellingen is de overheid in het algemeen blijkbaar nog niet erg royaal. De werkloozen, die komen om ingeschreven te worden, moeten direct geholpen worden. Men kan hen niet laten wachten. Daarvoor zijn zij allerminst gestemd. Er zijn geen ambtenaren genoeg om inschrijven van een groot aantal werkloozen en bemiddelingswerk tegelijk te doen. Ergo, laat men het bemiddelingswerk wachten tot het laatst, om dan met bekwamen spoed te worden afgedaan. De bemiddeling geschiedt dan wel eens te laat en minder serieus. Tot schade der bemiddeling 1

Nu over bezuiniging werd gesproken, hebben wij eens de aandacht willen vestigen op de verplichte inschrijving, welke veel kosten veroorzaakt, een onaangenamen geest verwekt onder de betrokken werknemers en daardoor het werken der arbeidsbeurzen belemmert en overigens weinig of geen nut afwerpt en in ieder geval moet worden beschouwd als een maatregel waarvan de kosten, welke niet gering zijn, behooren te worden gebracht op contróle van werkloozen en niet op arbeidsbemiddeling. Wellicht zou een regeling te treffen zijn, waarmede plaatselijk kon worden vastgesteld welke vakken wel en welke niet voor verplichte inschrijving in aanmerking komen. In zooverre achten wij dus beztiiniging op de arbeidsbemiddeling gewenscht. Doch elke bezuiniging, welke gaat in de richting van verslechtering der bemiddeling, behoort beslist te worden verhinderd.

Amsterdam.

J. Spek.