LEOVIGILD.

Spoedig, Agilph.

AGILPH.

Wachten, gij hebt ’s vorsten bevel gehoord, {ter zijde.-) Ik zegepraal.

XV.

LEOVIGILD. AGILPH.

AGILPH.

Zoo verga het lederen dweepzuchtige, die het ouderlijk gezag miskent, die zich staatsvijandelijk verklaart, vijand van Leovigild, van zijn huis en zijn rijk!

LEOVIGILD.

Die snoodaard, die halsstarrige, die ontaarde zoon! Hij moest mij dan tot zulk een stap noodzaken! Maar wat zou het oproerige leger.,. ? Ga, Agilph en breng mij spoedig tijding.

AGILPH,

Ik ga, mijn Vorst, en... hemel!

XVI.

LEOVIGILD. AGILPH. SIGERIC. VALAMIER lIECCAEED. LEANDER.

SIGERIC.

Mijn Vorst, mijn Vorst, het leger..