1597. 8 April. Hernieuwing van dat zelfde Plakkaat met de bepaling dat de dienstdoende geestelijke bovendien zal verbeuren 100 friesche gouden rijders i). bl. 961.

(Dit verbod was dus uitgevaardigd kort na het voorgevallene met pater de Leeuw te Dockum, waar hij ten huize van T. Peyma en later te Leeuwarden gevangen genomen en telkens door rantsoen vrij gekocht werd.

Den zelfden dag (veelligt hetzelfde als van den 17“> Februari; vermeld in het voorloopig register.) De pensioenen verleend aan verscheidene geestelijken, onlangs van Groningen en elders ingekomen, verbeurd verklaard wegens de uitoefening en het bij wonen der Pauselijke Ceremoniën. 81. 970.

1598. 29 Maart en 14 en 21 April. Besluit van den Landsdag, dat de boeten van hen, die handelen tegen het Besluit van 8 April 1597, zonder vorm van proces terstond executabel zullen zijn door de officieren, ieder in zijne jurisdictie, en in eas van contradictie, de provisionele dispositie, na genomen informatie, zal zijn bij Gedeputeerde Staten. 81. 975. Zie ook voorloopig Register. 81. 416.

1600. 17 en 21 Maart. Nadere uitlegging der publicatiën van 1597 en 1598 met eenige bezwarende bepalingen, met name tegen de Jezuieten en andere priesters, als door welke »de eenvoudige en onverstandige in de gemeente verleidet wordt.” 81. 1066.

*** Q 1602. 8 April of 17 Augustus. Verbod tegen godsdienstige zamenkoinsten der roomsch gezinden. Voorloopig Register van Schw. bl. 418, doch niet in het Charterboek opgenomen.

IGO3. 25 Maart. Resolutie op voorstel der Synode te Franeker en Harlingen gehouden, waarbij de meer en meer insluipende zwmarottingen der Jezideten, Mispapen,

1) In 1.589 was de fi-lesclie gouden rijder gesteld op ƒ 2—-19 stuivers. Zie Scliw. Deel IV, bl. 741. In 1610 op ƒ3—9 stuivers, in 1619 op ƒ3—12 stuivers.