Al wat uw hand maar vlijtig gaarde, Hoe nietig ’t schijn’, heeft groote waarde,

Brengt schatten, rijke schatten voort. De mare werd alom gehoord

En klonk door Neêrland allerwegen: »Drie duizend gulden zijn verkregen

»Voor Oud Papier, bijeen vergaard »Nog vóór het Liefdewerk verjaart.”

En hij dien kreet der Amstelaren Ontvlamde een drift van liefde d’aaren

En knoopte een nieuwen liefdeband In ons weldadig vaderland. Kommissies wilden medewerken.

Eendrachtig ’t schoone doel versterken,

En de eerste van dien heilgen hond Was Dockum was de martelgrond.

Waar Bonifacius eens leefde En voor Gods glorie roomrijk sneefde.

Thans strekt naar alle kanten fier Het IuEFDEWERK van Oud Papier

Zijn hroederhand uit de Amstelstede, Sleept allen in zijn liefde mede

En toont., met onweerlegbre kracht, Dat »eendracht maakt een groote macht.”

Dockim, 1876. F. G. Smit.

HET LEVEN.?

' Eén span slechts breed 1 Die korte maat voldeed

Om ’t menschlijk leven af te meten In d’ ouden tijd.

Het tiende zevental van jaren werd gesleten, En dan de mensch ter dood gewijd.