■wen, verwacht ik clenzelfden vaderlandschen moed, want ik ken uwe gezindheid. Trekt dus uwe degens en roept met mij uit: Leve Jacobus, de achtste van Schotland, de derde van Engeland!”

Daar flikkerden in den fakkelglans de zwaarden en het gewelf der zaal herdreunde van den bezielden kreet: »Heil onzen Koning! Heil den telg der glorierijke Stuarts!”

De graaf beval, dat terstond eenige hunner te paard stijgen en naar de naburige lords brieven brengen zouden, die hij reeds van te voren geschreven had. Vervolgens liet hij wijn en whisky in de zaal brengen, gaf aan den keukenmeester last om te zorgen, dat zoowel de eigene lieden als de gasten, die voor het aanbreken van den dag verwacht werden, zich rijkelijk konden te goed doen, ontsloot zelf de welvoorziene wapenkamers en verdeelde den inhoud met volle handen. Wat een gejoel en gewoel was dat op het anders zoo vreedzame kasteel I Beneden in de hooggewelfde keuken knetterden op verscheidene haarden groote vuren , en daarboven zag men weldra aan reusachtige braadspitten kolossale stukken malsch ossenvleesch gaar smoren. Boven in de groote zaal heerschte eene algemeene bedrijvigheid in het passen en aantrekken van kleedingstukken en wapenen, in het poetsen van buksen en het wetten van pieken en zwaarden. Tusschen dat alles deed de beker vlijtig de ronde; vreugde en vervoering gaven zich lucht in de oude Schotsche volksliederen , die met krachtige longen gezongen en door de tonen van het hakkebord en den doedelzak begeleid werden. Het was vooral de oude slotvoogd, een grijsaard met het vuur eens jongelings, om wien de jongere gezellen zich verdrongen. Met jeugdige spraakzaamheid vertelde hij zijne veelvuldige krijgsherinneringen, want reeds verschillende veldtochten had hij medegemaakt en meermalen voor het Schotsche koningshuis naar het zwaar d gegrepen. Ook ditmaal wilde hij geen werkeloos toeschouwer blijven en was een van de eersten geweest,