die den graaf vergunning verzocht hadden om meê uit te trekken; en toen hem zijn verzoek was toegestaan, gevoelde hij zich op eens een dertig jaren jonger, zoo krachtig en fier sloeg hem het oude krijgsmansharte weer in de borst. De zomernacht verliep in aanhoudende levendigheid. Gedurig werd het getal der aanwezigen door de aankomst van nieuwe troepen vermeerderd; zij kwamen van de vele bezittingen van den graaf en uit de kasteelen en heerlykheden der in den omtrek wonende vrienden en aanhangers der Stuarts. Elke nieuwe troep vergrootte de vreugde in de slothal, terwijl de aanvoerders door den graaf en de gravin in de familiezaal werden ontvangen en onthaald.

– – Tegen den ochtendstond legde ook Nithsdale zijne wapenrusting aan; zijne gade hielp hem het blanke, rijk met goud en zilver versierde borstharnas vastgespen. Want ofschoon de tijd der ijzeren ridders reeds voor de zijden hofkleeding van Lodewijk XIV met goudgalons , pruiken en driekante steken had plaats gemaakt, toch plachten vooral de ruiterofficieren nog helmen en kurassen te dragen. Zoo althans vinden wij graaf Nithsdale afgemaaid op zijn portret, dat nog heden onder de rij der voorzaten de groote zaal van het nieuwe Terregles versiert, met de eene hand tegen de zijde gedrukt en met de andere leunende op den naast hem staanden helm. Zijn schoon ovaal gelaat met die donkere ernstige oogen en krachtige wenkbrauwen zal zeker wel met denzelfden ernst, die nog heden uit zijne edele trekken spreekt, op gindscheii morgen zijne liefdevolle gade hebben aangestaard. En Winifrida’s groote blauwe oogen, die ons thans zoo zielsvol aanblikken, vulden zich ongetwijfeld in dat oogenblik met bittere tranen.

Toen zijn kuras was vastgegespt, zei de graaf ernstig: »Vaarwel, Winifrida,” en sloot haar aan het koude ijzer, dat zijn kloppend hart bedekte.

»Vaarwel, William,” antwoordde zij; »geve God, dat ik u als overwinnaar aan het hof van Jacobus 111 moge begroeten! Volg mij nu en zegen uwe kinderen alvo-