met volle handen zijne kleurschakeeringen verspreid. De beuken en linden lieten de laatste stralen der herfstzon vroolijk over hunne geelkleurige en purpeiroode takken en kruinen spelen; nu zond de winter vanaf de ijsbergen in Scandinavië den ruwen noordenwind. Deze bruiste over land en zee, loeide door de boomen, ontrukte hun langzamerhand al hunne teedere sieraden en joeg ze ver weg door de lucht over veld en moerasgrond, en eindelijk staken de stammen hunne naakte armen door de herfstnevelen, die het zonlicht verduisterden. Dichter werden de nevelen, welhaast lieten zij dikke sneeuwvlokken dwarrelend uit haren schoot vallen en legden een donzig kleed om de leden der verkleumende aarde. En vervolgens kwam de vorst, die toovenaar uit het Noorden, en bekleedde in een enkelen nacht alle takken en kruinen van het woud met glinsterenden rijp, die in den zonneschijn het effect van ontelbare schitterende diamantjes teweegbracht.

Op het kasteel Terregles was het stil en eenzaam. Lady Nithsdale bracht de dagen onder huiselijken arbeid door, hare eenigste vreugde waren de kinderen, die als bloemknoppen in de lente onder Winifrada’s moederlijke zorg steeds schoener ontloken. Zoo hield zij zich ook op een stormachtigen avond, in het laatst van November, met de kinderen onledig. Zij had hun de legende der heiligen en de krijgstochten der oude Schotten verhaald en de kleine Willi moest haar navertellen. Vervolgens moest de knaap, naast den bidstoel der gravin knielende, zijn avondgebedjes opzeggen, waarbij zijn klein zusterke op moeders arm de handjens vouwde en zijne woorden nastamelde. Wel begreep het kind den zin daarvan niet, maar voor God, die het stamelen der onschuld verstaat, was het toch een vurig gebed voor den ververwijderden vader. Nadat het Amen uitgesproken en het heilig kruisteeken gemaakt was, stond de moeder op, om met behulp eener dienstmaagd de kinderen ter ruste te brengen.

ïMoedersprak de knaap, toen zij de slaap-