rijk, en toen, na des hertogs dood, de jonge graaf Nithsdale gekomen was om Jacobus II te huldigen en Winifrida, destijds hofdame der koningin, als zijne geliefde gade mede naar Schotland voerde, begeleidde het trouwe en verstandige meisjen haar ook daarheen terug. Sedert dien tijd waren zij onafscheidelijk; aldus zaten zij ook op dezen avond onder vlijtig handwerken vertrouwelijk te praten aan den haard.

»Alles gaat goed, Gecilia,” had de gravin gezegd. »Graaf Mar en de markies van Tullibardine zijn met tienduizend wakkere Hooglanders naar Perth opgerukt en hebben deze gewichtige plaats ingenomen. Ook schrijft men mij, dat de ridder van St. George onderweg naar Schotland is; wanneer hij maar eerst het land zijner vaderen betreden heeft, dan zullen ook de harten zijner thans nog onverschillig toeziende onderdanen hem alle getrouw worden.”

sMaar de Presbyterianen toch zeker niet”, antwoordde miss Evans.

sDe fanatieke predikanten neen; maar het volk, waarom niet? Hij zal het volledige godsdienstvrijheid beloven; ik vooronderstel, dat het toch aan een geboren Stuart de voorkeur zal geven boven een vreemdeling! Ook in Engeland schijnt alles naar wensch te slagen; mijn echtgenoot is met de afdeeling van Kenmure zonder noemenswaardigen tegenstand tot diep in Lancashire doorgedrongen; zij moeten thands Preston ingenomen hebben en over de Ribble getrokken zijn.’

»Preston is van oudsher eene ongeluksstad voor de Schotten geweest; de koningsmoordenaar Cromwell heeft hen daar verslagen”.

»Welnu, dan zullen zij bij deze gelegenheid die oude schande uitwisschen. Gij schijnt weinig aan de overwinning van de goede zaak te gelooven, Gecilia?”

, »Ik heb steeds gehoord, dat \olgens eene oude voorspelling een koning Eduard in Engeland de mis weer zal invoeren,” zeide het meisjen.

»Hij heet immers Eduard; zijne namen zijn Hugo