Frans Eduard. Als koning zal bij natuurlijk den naam zijns vaders voeren.”

Cecilia gaf geen antwoord. Eene poos lang werkten zij samen zwijgend door. Niets onderbrak de stilte dan bet knapperen van bet vuur op den baard of bet builen van den sneeuwstorm, die de booge ramen schudde en de verroeste weerhanen op de daken krassend been en weer deed draaien.

«Het is een vreeselijk weer”, begon de gravin, bet stilzwijgen verbrekende. «God zij den zeelieden genadig! Waar toch mijn man in dit noodweer wel mag zijn?”

«Het is juist als op Kerstnacht anno 3 (1703), toen de Presbyterianen, aangehitst door de predikanten van Drongray en Torthorall, ons kasteel bestormden”, zeide miss Evans.

«Inderdaad, ik herinner het mij. De graaf was afwezig en ik lag ziek te bed, toen het gepeupel kwam binnenstormen”.

«Waar is de mispaap?” brulden zg, »in zijne ingewanden zullen wij den God zoeken, dien hij voorgeeft dagelijks te nuttigen! Gelukkig was die goede, oude vader Bonaventura, dien wij tot troost voor alle Katholieken in den omtrek zoo vele jaren hadden verborgen gehouden, juist uitgegaan, trots nacht en winterstorm, om aan een armen stervende de laatste heilige Teerspijs te brengen en had de gewgde vaten meegenomen.”

«Och, leefde toch die goede priester nog!” vervolgde Cecilia.

«Thans moeten de trouwe kinderen van de Kerk beele weken reizen om ergens op bet kasteel eens katholieken edelmans bij nacht en ontijd de vertroostingen van onzen heiligen godsdienst te genieten.”

»D O sLaat ons hopen en bidden” zeide de gravin. «Wanneer eenmaal de prins van Wales den troon van den H. Eduard beklommen beeft, dan zal bij aan zijne katholieke broeders hunne oude rechten teruggeven, en als de Kerk weder bare goddelijke leer verkondigen en