heid tot in de zaal der huidige uitvoering, hebt gij, als een beschermengel, om mij gezweefd, ten einde mijne onwisse schreden te" leiden! Waarom, heb ik mij reeds meermalen gevraagd, mocht ik u niet tot levensgezellin bezitten!....

Handel, de genius der toonkunst wilde tot het einde uwer dagen uwe gezellin zijn! Zij, Zij, en niet ik , kon u met onverwelkbare lauweren kransen!

Zoo spraken zij tot de ure daar was, om naar de muziekzaal te gaan.

Wij onthouden ons van de beschrijving der zegepraal, welke de toondichter behaalde. Wie „de Messias” mocht hooren, vooral zoo als hij den 27'*'“ April 1854 te Rotterdam, onder directie van onzen componist. Joh. J. H. Verhuist, en met medewerking der beroemde Jenny Lind, werd uitgevoerd, zal eenigszins kunnen nagaan, welken indruk het toondicht ook te Dublin maakte.

Het was voor Irmana eene groote verkwikking haren vriend die nieuwe lauweren te zien plukken, doch bij ■het einde bevond zij zich, door verschillende aandoeningen overweldigd, zdó uitgeput dat zij hare plaats niet verlaten kon. De sterke Handel droeg haar naar het rijtuig, waarmede hij haar weldra tehuis bracht.

Eene week later was getuige van eene prachtige begrafenis. Handels trouwe raadsvrouw, zij, die hem het eerst in de kunst had onderricht, die zijne schreden als kind, tot zijne roeping, en als man, tot den hoogsten roem het oratorium geleid had, was niet meer. Nooit was de groote man dieper geroerd, dan toen hij goeden genius de aarde zag verlaten, en de eenige troost welken hij vond was de nitgebreide deelneming aan zijne droefheid. De talrijke stoet, die hare lijkkoets volgde, scheen hem te verlichten, als gevoelde hij, iets zijner verplichting jegens haar nf te doen. Diep in gepeins verzonken, had hij den treurtocht volbracht, en daarna eenzaam op zijne kamer zittende, drukte hij zijne smart op onovertrefbare wijze uit.