schouwde laat zich niet naar eisch beschrijven, en zal ik het tafereel, dat zich voor mijn zielsoogen ontvouwde moeilijk vergeten, gewis niet de ontdekking die ik bij mqn ontwaken deed, toen ik tot de werklijkheid werd teruggevoerd. Maar, wat praat ik van werklijkheid! in zulk een staat van helderheid, van algeheele bewustheid iets te aanschouwen, is dat dan geen werklijkheid? Zoo ons leven eens een droom ware, en die droom de werklijkheid? O, in zulk een geestverrukkenden toestand vloeien waarheid en verdichting ineen!

Ik bevond .mij onverwacht in een zee van licht! Men had het oogverblindend kunnen noemen, toch was het dit niet, daar mijn blikken er zich onafgewend in bleven verlustigen. Een geur van heerlijke bloemen doorademde de atmosfeer, en een rust en kalmte legerden om mij heen, en heerschten weldra ook in mijn gemoed, zoo als wij stervelingen die nimmer op aarde kunnen smaken.

In een rooskleurige wolk, die fonkelende gouden stralen van zich uitwierp, deed zich een zwevende gestalte voor, gedost in een helder wit doorzichtig gewaad. De vrouwelijke natuur sprak uit dat heerlijk wezen in al haar onbevlekte zuiverheid en innige volkomenheid. Zij droeg een palmtak in haar hand en was omgeven door een. dichten krans van leliën.

„Gij zijt de Moeder Gods!” trilde het van mijn bevende lippen, en de liefelijke verschijning knikte bevestigend, daalde tot mij neder, drukte zachtkens met haar palmtak mijn sidderende oogleden, en raakte nauwelijks voelbaar mijn hals. Een liefelijke engelenzang liet zich op een afstand hoeren, die den lof van Gods Moeder verkondigde. Nooit vergeet ik het zalige gevoel dat mijn boezem toen vervulde, en duidelijk werd het mij eensklaps, dat er buiten een vlekkeloos leven geen geluk op aarde kan bestaan.

De reveille liet zich plotseling hoeren, en ik was