„God zij met u”, zeide nu de pastoor, terwijl hij ook zijn handen op haar hoofd legde, „en Hij loone u voor uw kinderliefde, brave bruid.”

Den volgenden morgen, na het ontbijt, trad het gezelschap de pastorie uit. De opgegane zon beloofde een heerlijken dag. Moeder, zoon en pleegdochter namen plaats in den gereedstaanden reiswagen en beloofden hun bezoek spoedig te zullen hervatten.

Het afscheid viel Anna Maria zwaar en tranen volden haar oogen, ook nog, toen zij haar blinden vader niet meer zien kon. Moeder en Oskar eerbiedigden haar smart, maar toen men bij een kleinen heuvel kwam, liet Oskar stilhouden en, vroeg aan Anna Maria, terwijl hij naar een open plek in het woud wees: „Weet gij wel, Anna Maria, wie daar eens gezeten heeft?” „Gansenmieke,” antwoordde zij glimlachend, terwijl zij moeder en zoon met een blik van dankbaarheid aankeek.

Met den dooden zwaan was de jonge kunstenares voor bet publiek opgetreden en met den dooden zwaan verdween zij ook voor het publiek, want zij had als zorgvuldige echtgenoote en moeder geen tijd over voor deze liefhebberij. Maar na haar huwelijk kwam er weldra een schilderij in huis, die iedereen aan de verdwenen kunstenares moest herinneren. Het was een werk van Oskar, in Rome begonnen en na de bruiloft voltooid , dat een ganzenhoedster met haar troep vogels voorstelde.

Rotterdam f 6 October 1881.

F. A. Pothast.