gebracht. lk zou toch niet graag naar de hel willen...

Dat behoeft ook niet, Magdalena. ’t Is gelukkig; nog tyd om van uw zondig leven terug te keeren; een andere Magdalena kan u tot voorbeeld zijn: wiltl gij boete doen als zij, dan zal ook u veel vergeven worden.

Ik wil alles doen. Mijnheer Pastoor, wat

Welaan, volg mij dan naar de kapel, wij gaan het morgengebed doen, bid eerst met ons meê, dan kunt gij daarna uwe biecht spreken.

Magdalena volgde den Pastoor. De dienstmaagden! keken vreemd op en de koster niet minder, want ieder kende Magdalena van Schalen als een groote zondares.

VI.

De Pastoor wilde die gelukkige verandering zelf aan de familie bekend maken en ging terstond op weg. Hij hoopte dat dit blijde bericht een gunstigen invloed zou uitoefenen op den toestand van moeder van Schalen.

Hoe gaat het met moeder? vraagde hij by heti binnentreden der woning aan de dochters, die in het voorvertrek zaten te werken.

Moeder was van morgen heel veel beter, luidde: het antwoord, ’t Is of er een wonder gebeurd is. »God; dank, God dank! riep ze, wakker wordende, Magdalenai is bekeerd, ze komt van daag weer 'thuis, ze blijft bijj ons!” Moeder heeft zeker gedroomd, maar die droomi heeft een goede uitwerking gehad. Als het nu maarwaar mocht zijn, anders

Uwe moeder heeft goed gedroomd: Magdalena is inderdaad op den weg om zich te bekeeren.

—ls het mogelijk, Mijnheer Pastoor! weet u dat van nabij ?

Vaii zeer nabij; Magdalena is bij mij aan de pastorie.

Mogen we dat aan moeder gaan zeggen.

—Ja wel, maar voorzichtig; Magdalena wil ook werkelijk naar huis terugkomen, doch zegt nu eens: zoudt