TER HERINNERING

AAN HET

‘ÊQÜBÈM ä

der Oprichting' van de St. Vincentius-Tcreeniging te Parijs.

gevierd te Utrecht, 17—20 Juni 1883.

Wijze*. „Het Vaandellied'''.

Wat een schoone dag van vreugde Rijst aan ’sHemels held’ren trans.

Lacht ’t gevoelig harte tegen i

Hemelvreugd en hemelglans! ’t Is het feest van Jesus’ liefde.

Die in vollen luister stiaalt. Wonden heelend, ’t leed verzachtend,

Waar zij zeeg’nend nederdaalt.

’t Is het feest der Eng’len reien, Die, den Zaal’gen held ter eer. Hunne harpen laten ruischen

Voor den troon van God den Heer; Voor Vincentius, den Vader

Van het hulpelooze kind. Die door de armen om zijn liefde.

Als een Engel werd bemind.

Op het voetspoor van zijn Meester Deelde hij in ied’ren nood;

Schonk zich zelven aan den arme,

Redde zielen van den dood.