Als eene moeder, innig teeder. Gelijk een zuster, minnend vroom,

Ja, knielt zij soms niet bij u neder Gelijk een engel in den droom?

Ge voelt, onvoelbaar schier, heur handen Uw pijnigende wonde omranden.

En balsem gieten, heelingskracht; En, als een echo van uw lippen.

Hoort ge aan heur mond een zucht ontglippen Van meêlij, die uw smart verzacht.

Gij sterft zij wijst op ’tloon daarboven; Gij sluit uw oog zij knielt daarneêr;

Gij betert hoor haar Jesus loven I Geneest ge ook zij herademt weêr!

O (jij, die, den dank in de schitterende oogen. Uw sponde verlaat en de woning der smart, fl «•«1.. J- -j. 1 • '

Getuigt het uit dagen, die kruipend vervlogen: Valt lijden zoo zwaar ook zien lijden valt hard. I /VoV L TT 1 • • 1 rt. _

Uoch zij leed mei U, want zij leeft om te lijden. Haar leven is lijden, en lijden haar lot Mtum vreugdvol, gelukkig, in zalig verblijden. Want de arme is haar naaste, en de zieke haar God.

111.

HET SLAGVELD.

Ook zij heeft in den kamp der tijden. Waar licht en duisternissen strijden, •

De brave weent, de booze lacht. Haar deel, haar wapen en haar kracht.

Ook daar wil zij haar leven wijden De sluwe roever waakt, en spint