De pok te levendig.... Die koorts! dat is hier mis. En dan, een nacht van ijling. ’t Geeft veel zorg, gewis.

God! zou hij sterven? en Irene’s lippen trillen.

Wie weet? hij is gered, zoo ik die koorts kan stillen, En dit is een recept, waarvan ik veel verwacht. Maar de patiënt moet stipt bew’aakt zijn, heel den nacht.

Verzorgd met liefde en trouw; verstaan wij wel elkander. Ik ben gereed mijn vriend. Neen, freule, neen, een ander Een uwer lieden kan....

Neen, dokter, evenzoo Ligt mijn Rogir misschien ginds ziek, gevangen... O! Moest hij ook zijn verpleegd van d’ avond tot den morgen.

Hoe wenschte ik, dat hem dan een Duitsche mocht [verzorgen 1

Braaf kind! sprak de oude man en drukte haar de hand. Gij waakt tot morgen dus. Gij hebt te veel verstand En liefde, om van zijn sponde een oogenblik te wij ken.

Een aanval van de koorts doet hem allicht bezwijken. Tot morgen! Elk kwartier een drankje. Hij ging Irene bleef daar met den gekwetste alleen. ’

111.

En toen zij daar zoo zat, door meêlij diep bewogen, Ontsloot de zieke opeens zijn doffe, kwijnende oogen.

hn zag haar dankbaar aan, en sprak zoo zacht en Hauw:

dokter meende, dat ik sliep; —■ maar, eedle vrouw, k Heb alles wél verstaan. Dank, dank van ganscher harte.

Nog niet zoozeer voor mij, dan wel om haar, wier . [smarte U zegenen zou, die haar den bruidegom bewaart.”

Ach! sprak zij, slaap nog wat. ’t Is noodig dat ge u [spaart;