Geef dan dit souvenir, en van zijn veege borst Nam hij een medaillon, met stollend bloed bemorst.

Aan.... Maar een laatste zucht was al wat ik kon hooren.' De naam der bruid ging in zijn jongsten snik verloren.

J-k nam het medaillon en vond er deez’ smaragd En sedert hoopte ik steeds uit d’ adel dezer landen Nog eens de droeve vrouw te vinden, in wier handen

De dierbre relekwie van den beminde past. Hier IS ze, freule, maar zweer mij eerst, dat gij ze vast,

Wanneer de dood mij thans mocht rukken leven. Aan de erfgename zelf, zoo haast gij kunt; zult geven.

En toen de vreemdeling haar ’t erfstuk aanbood, toen Herkende zij terstond des bruidegoms blazoen.

O, smart, en die ’t haar bood, de moorder was ’t, de |_WT6Gd6« – – Ik zweer het u, mijnheer! zoo sprak zij, slaap in vrede!” —;

IV.

En de gewonde slaapt: hij heeft zijn hart verlicht; Terwiil met vlammend oog, met gloeiend aangezicht Hene bij hem waakt en bidden kan noch schreien.

Haar bruigom viel, ach ja! Geen droombeeld kan haar blazoen, zoo schoon, zoo oud en goed,

M tbloed op dat juweel, het is zijn hartebloed! Hn Eogir is den dood der helden niet gestorven,

De fiere borst gekloofd; hij viel, den rug doorkorven. Hl) kon zijn vrienden zelfs niet redden in ’t gevaar

Hn die daar slaapt, o God! het is zijn moordenaar! Ja, wél zijn moordenaar; hij snoefde het te wezen.

Hij sloeg een man, die hem van voren niet zou vreezen,

Verraderlijk terneer en slaapt nu kalm, en wee! Hem zei ze; »sluimer zacht!” tot hem: «slaap, slaap in vreê!”