«Wij vertrokken naar Coïmbatoer, waar wij bij onze aankomst niemand kenden.

“ Wij gingen dicht bij eene leerlooierij wonen, welker eigenaar eene rijke Indiaan van onze kaste was. Hij had een eenigen zoon, dien hij gaarne gehuwd zag. Toen hij Sinna-Taï had leeren kennen, was hij zoo verrukt over hare goede manieren , dat de gedachte bij hem opkwam haar tot echtgenoote voor zijn zoon te kiezen. Hij maakte dan mijne zuster met zijn voorstel bekend om haar in een van zijne handelshuizen te plaatsen, waar hij haar al de noodige hulpmiddelen zou verschaffen om een klein magazijn op te zetten, waarvan wij samen de eigenaressen zouden zijn tot op den dag, waarop zij hare dochter Sinna-Taï aan den jongen Nayaker ten huwelijk zou geven. Alsdan zouden wij samen het ouderlijke huis mogeu komen bewonen.

« Met vreugde nam mijne zuster dit voorstel aan en beloofde Sinna-Taï aan den Nayaker.

«Het huis werd gereed gemaakt en met groeten luister werden wij naar onze nieuwe woning geleid. De Nayaker hielp zelf tot de goede vestiging mede. De levendigste blijdschap kenmerkte dit feest en de Nayaker nam afscheid van ons, na mijne zuster het noodige geld ter hand gesteld te hebben. Nauwelijks was bij vertrokken, of men begon het avondmaal te bereiden. De Colombo Cari kookte, het water zong reeds in afwachting van de rijst, die door mijne zuster gewasschen werd. Op eens voelt de arme vrouw een allersmartelijkste pijn in de ingewanden ; zij verzet zich eenige oogenblikken, maar door de kwaal overmeesterd, zinkt zij in mijne armen. Zij was door de cholera aangetast Voortdurend overvielen haar pijnlijke brakingen, zoodat enkele oogenblikken voldoende waren om haar tot het uiterste te brengen

«Men liet in alle haast den Nayaker roepen. Hij kwam oogenolikkelijk, maar het was reeds te laat; hij vond nog slechts een lijk. Mijne arme zuster was dood.

De rijke Nayaker zag zich dus op ecns belast met de ver-