wekken. Maar , helaas, deze liefdadige familie is in de uiterste armoede gedompeld. Zij is reed.s belast met talrijke kinderen , en het is haar onmogelijk het liefdadig werk , dat zij zoo edelmoedig begonnen heeft, voort te zetten. De H. Kindsheid moet dus dat kind, dat zoo gelukkig aan den dood ontsnapt is , opnemen. Onze christenen echter, bewogen door de edelmoedigheid van de leden van het Genootschap in Europa, willen met hen wedijveren; en hoewel zij nauwelijks het noodzakelijkste voor hun levensonderhoud hei)ben, nemen zij dat kind op , dat de Voorzienigheid hun toezendt.

Wonderlijke zaak, die zoo duidelijk de voorliifde van den goddelijken Zaligmaker voor de armen en kleinen verklaart. In China, zoowel als in Europa, zijn niet altijd de rijken het liefdadigst en edelmoedigst; maar dikwijls de armen en behoeftigen, die niet vreezen zich een last op te leggen , die gegoeden niet op zich zouden nemen. Het volgende feit, dat mij de Eerw. P. BĂ©raud verhaalt, stelt de waarheid dezer opmerking in een helder licht.

In onze armenstichting te Sufoe woont eene arme familie, Tsen genaamd, die uit slechts twee personen bestaat; de man, die het water van de rivier in de stad gaat verkoopen, en zijne vrouw, die hem de geringe opbrengst van zijn arbeid helpt verteren. De vrouw, die ongetwijfeld meer vrijen tijd heeft dan haar echtgenoot om den christeljiken godsdienst te bestudeeren, heeft reeds het doopsel ontvangen, maar de man, die al ijraaf oud is, heeft geheel en al het geheugen verloren en kent dan ook noch de gebeden, noch de eenvoudigste waarheden van den godsdienst. Hij toont evenwel zulke goede gesteltenis te bezitten, dat ik het besluit genomen heb, hem bij de aanstaande bevordering der catechumenen het doopsel toe te dienen.

Die brave lieden, hoewel jeugdig in het geloof, zijn tot een graad van heldhaftige liefde gekomen. Oordeel er zelf over, Hoogeerw. Heer.

Dit jaar in de lente, toen ik de noordelijke voorstad bezocht, had eene heidensche familie, wier naam ik niet te weten ben