'helpen. liet hangt slechts van u af, ons daartoe in staat te stellen. Ik kan niet gelooven, dat liefdadige zielen deze verlaten kinderen de prooi zullen laten worden van Mohamedauen of hen •in de handen der protestanten overleveren. Terwijl onze vrienden zich herinneren , dat deze slachtoffers van den hongersnood hunne broeders en zusters zijn in Jesus Christus, die op aarde is gekomen om alle menschen zalig te maken, zullen zij hunne 'beurzen openen en in de schatkist der H. Kindsheid milde aalmoezen storten, die voor velen de oo.'‘zaak zullen wezen van hun geluk zoo naar het lichaam als naar de ziel.

t Fr. Godefridus I’elckmans, 0. C. bisschap van Lahore.

ooit-iTvr>iË.

•Uillreksel uit een brief van Zuster Marie-Joséphine, Provinciale ■Overste der Franciscanessen te Koïmhatoer, aan de leden der 11. Kindsheid.

Sinua Taï of het bcv'eorrcchto schaap van den goeden Herder.

(Vervolg van bladz. 159)

3Ï den nacht van den daarop volgenden dag werd Soepramani zeer hevig door de cholera overvallen. Dij het vernemen van dit droevig nieuws zeide mij Sinna-Taï: « Dat mijn neef Marayenna stierf, zou zoo heel erg nog niet zijn, maar wat mijn broeder aangaat, ik bid u, verzorg hen goed, tracht 'hem in het leven te bewaren.” « Hij is er slecht aan toe, gaf ik ten antwoord, en als gij in het heidendom blijlt, zult gij